Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2091/TB, 8 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2091/TB

betreft: [klager] datum: 8 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. drs. ing. T.P. Klaasen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 9 juli 2010 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 oktober 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman [...], en namens de Minister, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het
ministerie van Justitie en [...], behandelcoördinator.

Omdat het lid mr. dr. E.J. Hofstee verhinderd was om ter zitting te verschijnen, zal hij op grond van de stukken de zaak medebeoordelen. Alle aanwezigen hebben verklaard hiermee akkoord te gaan.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager over te plaatsen naar het forensisch psychiatrisch centrum de Oostvaarderkliniek te Almere (hierna: de Oostvaarderskliniek of de inrichting).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De Minister heeft op 26 juni 2002 beslist klager te plaatsen in de Pompestichting te Nijmegen. Op 22 december 2009
heeft de Pompestichting geadviseerd om klager over te plaatsen. Op 9 juli 2010 heeft de Minister beslist om klager over te plaatsen naar de Oostvaarderskliniek. Deze overplaatsing is op 19 juli 2010 gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Er is onvoldoende gecommuniceerd. Klager had Rhenen gekozen als woonplaats en was al bij een werkgever bezig. De inrichting heeft de Minister niet goed geïnformeerd. Niet duidelijk was waarom klager na twee en een half jaar zonder incidenten buiten te
hebben gefunctioneerd, is terugplaatst in de inrichting. De raadsman heeft de inrichting een gesprek voorgesteld, maar geen reden werd gezien voor herziening. Klager is nog steeds zijn verlof kwijt.
Door de overplaatsing loopt klagers behandeling enorme vertraging op. Sinds 2007 is hij incident- en drugsvrij. Momenteel maakt hij alleen maar wc’s schoon.
De raadsman heeft niets gehoord op zijn brieven en het rappel dat hij aan de Minister heeft gezonden.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Uit het verzoek tot herselectie van 22 december 2009 blijkt dat klagers behandeling een wisselend verloop kent. Zijn mogelijkheden voor onbegeleid verlof werden beperkt door zijn weigering om te stoppen met middelengebruik. Uit coulance is toch
onbegeleid verlof opgestart, maar klager toonde geen tot weinig verantwoordelijkheid om het resocialisatietraject tot een goed einde te brengen.
Er is geen sprake van een goede samenwerking tussen klager en het behandelteam.
Omdat de behandeling op de resocialisatieafdeling is gestagneerd/in een impasse is geraakt, heeft de Pompestichting beslist om klager te herselecteren.
De rechtbank Arnhem heeft in haar uitspraak van 23 juli 2010 klagers tbs verlengd met twee jaar. Een voorwaardelijke beëindiging van de tbs is niet aan de orde. Uit de HCR van 2009 volgt dat het recidiverisico onverminderd hoog is.
Het verzoek om klager transmuraal verlof te verlenen is afgewezen, maar dit houdt niet in dat begeleid verlof niet mogelijk zou zijn.
Betwist wordt dat over klager onjuiste en/of onvolledige informatie zou zijn verstrekt. Enkel de brief van de raadsman van 12 juli 2010 is ontvangen door de Minister.
Het is in belang van klager dat hem een nieuwe behandelpoging wordt geboden in een andere inrichting.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten vrouwen,
zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

De Minister heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen op basis van het herselectieverzoek van 22 december 2009 met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al
dan niet bestaan van een beheers/vluchtrisico, alsmede de bestaande wachtlijsten.

Uit het verzoek om herselectie van de Pompestichting volgt dat klagers behandeling in de inrichting al gedurende langere tijd stagneert. Klager weigert om te stoppen met het middelengebruik en in het resocialisatietraject heeft klager een weinig
actieve en coöperatieve houding aangenomen. Er is geen sprake van een goede samenwerking tussen klager en het behandelteam. Uit de risicotaxatie van 2009 volgt onverminderd een hoog risico.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, kan de beslissing om klager voor een tweede behandelpoging over te plaatsen naar de Oostvaarderskliniek, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt. Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. dr. E.J. Hofstee, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven