Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2160/GB, 4 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:04-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/2160/GB

Betreft: [klager] datum: 4 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 juli 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) Breda ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 19 mei 2010 gedetineerd. Hij is op 21 mei 2010 als preventief gehechte in het h.v.b. Torentijd te Middelburg geplaatst. Op 8 juni 2010 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. Breda.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager is overgeplaatst wegens bekendheid met het personeel. Het afdelingshoofd had echter gezegd dat dit was wegens bekendheid bij het personeel. Daarmee doelde het afdelingshoofd op het feit dat
klager eerder bij het personeel had aangegeven dat hij niet goed met iemand van een andere afdeling op kon schieten. Klager was niet op de hoogte van de overplaatsing. Dit is niet met hem overlegd. Klager had zijn advocaat verzocht in beklag te gaan
tegen de beslissing. De advocaat heeft klager blijkbaar verkeerd begrepen. In de beslissing op bezwaar stond dat het klager vooral ging om wegplaatsing uit Breda en niet zozeer terugplaatsing naar Middelburg. Dit klopt echter niet. Klager geeft aan dat
het hem gaat om zijn moeder en vriendin. Zij kunnen hem nu niet bezoeken. Hij heeft er dan ook geen moeite mee om in Middelburg op een dubbelcel geplaatst te worden of op welke afdeling hij geplaatst zal worden, het gaat hem om zijn moeder.
Er wordt beweerd dat klagers vriendin naast een bewaker van het h.v.b. Torentijd woont. Dit is niet waar. Ook wordt verklaard dat die persoon klagers vriendin goed kent. Klagers vriendin kent geen bewaker.
Verder wordt aangegeven dat klager niet naar de afdeling Zuid 2 kan, omdat deze voor de helft als EZV is ingericht. Klager vraagt zich af hoe het dan met de andere helft zit en waarom hij daar eerder wel geplaatst is. Klager heeft geen rivaal op die
afdeling. Hij heeft slechts aangegeven dat daar iemand verblijft met wie hij liever niet op de afdeling zou verblijven. Hij had namelijk nare verhalen over die persoon gehoord.
Er klopt een aantal dingen in het selectieadvies niet. Klager rookt namelijk wel, zijn moeder is in de week waarin het advies werd samengesteld op bezoek geweest en klager is nergens mee akkoord gegaan.
Klagers vriendin heeft een brief gestuurd waarin zij aangeeft waarom zijn familie graag wil dat klager wordt overgeplaatst en dat zij geen personeelslid van het h.v.b. Torentijd als buurman/-vrouw heeft. Er is een aantal verklaringen van buren
bijgevoegd waarin zij verklaren niet werkzaam te zijn bij Torentijd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager richt zich in zijn bezwaar niet zozeer tegen de overplaatsing naar Breda, maar meer tegen de omstandigheden aldaar. Hij zou zich niet veilig voelen. Klager is dan ook geadviseerd een overplaatsingsverzoek in te dienen.
In beroep richt klager zich op de reden van zijn uitplaatsing. Hij zegt geen personeel te kennen. Dit zou wel waar kunnen zijn, het betreft een personeelslid die zijn vriendin goed kent. Dat maakt het voor het desbetreffende personeelslid lastig met
klager om te gaan. Dat is de reden om klager over te plaatsen, ook omdat het om andere redenen niet mogelijk is hem over te plaatsen naar een andere afdeling binnen het h.v.b. Torentijd. De selectiefunctionaris verwijst hierbij naar het selectieadvies.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. De selectiefunctionaris geeft in de beslissing op bezwaar aan dat klager is overgeplaatst omdat er sprake is van bekendheid met het personeel. Verder geeft hij aan dat klagers bezwaar zich meer richt op de plaatsing in Breda, dan op de
plaatsing
uit Torentijd. Klager geeft echter in beroep aan dat het hem wel degelijk gaat om het feit dat hij in Torentijd wil verblijven. De selectiefunctionaris geeft in de reactie op het beroepschrift wederom aan dat er sprake is van bekendheid met het
personeel. Daarbij geeft hij het volgende aan: “Het betreft een personeelslid die zijn vriendin goed kent en dat maakt het lastig voor het betreffende personeelslid om met [ klager ] om te gaan.”
Het feit dat een personeelslid een gedetineerde dan wel een bekende van een gedetineerde kent, is niet uit te sluiten en betreft een situatie die vaker voor kan komen. Gedetineerden worden immers zoveel mogelijk in hun eigen regio geplaatst. Slechts
onder bepaalde omstandigheden zou dit kunnen leiden tot overplaatsing. Deze omstandigheden dienen dan wel zoveel mogelijk kenbaar te worden gemaakt. De enkele mededeling dat een personeelslid de vriendin van klager kent en dit voor het personeelslid
lastig is, is onvoldoende grond om klager over te plaatsen. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat er sprake is van een motiveringsgebrek. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden
opgedragen
een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 4 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven