Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1551/TA, 3 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:03-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1551/TA

betreft: [klager] datum: 3 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 mei 2010 van de beklagcommissie bij het FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 augustus 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], juridisch medewerker.
Klager en zijn raadsman mr. N.A. Heidanus hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering van de inrichting om klagers eigen geld aan klager over te maken.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft zich in december 2009 onttrokken aan begeleid verlof. Klager is een Turk en hij verblijft in Turkije. Klager kan niet worden uitgeleverd. Het kan niet zo zijn dat uitbetaling wordt geweigerd wegens onttrekking. De weigering van het hoofd
van de inrichting is een onrechtmatige beperking van het eigendoms- en beschikkingsrecht van klager.
Artikel 45, eerste lid, Bvt bepaalt dat het beheer van eigen geld van de verpleegde berust bij het hoofd van de inrichting. Volgens artikel 1, aanhef en onder j, Bvt is een verpleegde iemand die in een inrichting is opgenomen. Alleen een verpleegde mag
soms niet zelfstandig beschikken over zijn eigen geld en klager is thans geen verpleegde meer. De inrichting heeft geen redelijk belang meer om het geld onder zich te houden. Er bestaat geen retentierecht op geld om iemands terugkomst af te dwingen.
Het
gespaarde geld is bedoeld voor klagers resocialisatie en klager resocialiseert al ruim een half jaar stabiel en zonder problemen. Hij wil zijn eigen geld benutten voor een goede verdere resocialisatie in Turkije. Het is zeer onwaarschijnlijk dat klager
nog naar Nederland zal terugkeren.
De beklagcommissie heeft klager ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op grond van artikel 40, tweede lid, Rvt berust het beheer van het eigen geld van patiënten bij het hoofd van de inrichting, tenzij in het verplegings- en behandelingsplan anders is bepaald. Klager is thans voortvluchtig en er is een Europees
Arrestatie
Bevel uitgevaardigd. Klager heeft nog immer de maatregel tbs en dient op grond van de plaatsingsbeschikking van 31 januari 2006 te verblijven in de inrichting. Het hoofd van de inrichting blijft beheersbevoegd met betrekking tot klagers eigen geld.
Klager verbleef sinds 19 april 2006 in de inrichting. Klager was gokverslaafd en in zijn behandelingsplan is gewezen op zijn geldproblemen. Klager heeft € 2862,97 op zijn rekening staan. Op de rekening eigen geld wordt geld gereserveerd voor de
resocialisatie van een patiënt. Een resocialisatietraject wordt door het behandelteam in overleg met de verpleegde afgestemd. Klager had sinds 20 juli 2007 begeleid verlof. Klager vond het traject te lang duren en heeft zich tijdens begeleid verlof
onttrokken. De kans is groot dat indien klager veel geld ter beschikking krijgt hij weer gaat gokken. Het recidiverisico is hoog. In een normaal resocialisatietraject is er een controlemogelijkheid ten aanzien van het opgenomen geld. Daar is in casu
geen sprake van.
Indien patiënten zich onttrekken wordt aan de familie van de patiënt gevraagd om de goederen op te halen. De inrichting heeft de ruimte niet om de eigendommen op te slaan. Klagers familie heeft inmiddels klagers spullen opgehaald. Klager heeft nog een
paar keer telefonisch contact gehad met de kliniek. Klager wil niet terug naar Nederland.
Patiënten die zich houden aan de voorwaarden van de tbs kunnen in de regel niet zonder toestemming beschikken over hun eigen geld. Het kan niet zo zijn dat patiënten die zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de tbs en daarmee duidelijk
voorwaarden overtreden als het ware beloond zouden worden door hen de beschikking te geven over hun eigen geld.

3. De beoordeling
Klager heeft zich in december 2009 onttrokken aan begeleid verlof en is naar Turkije gegaan. Ten tijde van de indiening van het klaagschrift op 26 februari 2010 verbleef klager niet meer in de inrichting. Klager heeft nog een paar keer telefonisch
contact gehad met de kliniek. In deze gesprekken heeft hij steeds gezegd dat hij niet terug zou komen naar Nederland. Klager zal door Turkije ook nooit worden uitgeleverd. Ten tijde van de zitting van de beklagcommissie was klager al vijf maanden
afwezig. Al deze omstandigheden leiden ertoe dat klager niet meer kan worden aangemerkt als ‘verpleegde’ in de zin van de Bvt en de Rvt. Nu de beklagregeling van de Bvt is opengesteld voor verpleegden, kan klager op grond van artikel 56, eerste lid
juncto artikel 1, aanhef en onder j, Bvt derhalve geen beklag meer indienen. Klager is, zij het op andere gronden, terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit drs. mr. F.A.M. Bakker, voorzitter, prof. dr. F.A.M.M. Koenraadt en mr. R.P.L.G.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 3 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven