Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2749/GB, 19 oktober 2010, beroep
Uitspraakdatum:19-10-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/2749/GB

Betreft: [klager] datum: 19 oktober 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 juli 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Amsterdam Over-Amstel ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 15 juni 2010 gedetineerd. Hij verbleef in het PPC Amsterdam Over-Amstel. Op 8 juli 2010 is hij geplaatst in de gevangenis BGG te Vught, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt geen psychiatrisch patiënt te zijn en ten onrechte in het PPC Amsterdam-Over Amstel te zijn geplaatst. De directie van het huis van bewaring (h.v.b.) Zoetermeer heeft klager onterecht beschuldigd van onder andere zelfmoordneigingen en hem
op een bijzondere zorg afdeling geplaatst met nachtbewaking. Ook is hij vervolgens onterecht overgeplaatst naar het PPC Amsterdam Over-Amstel. Klager stelt dat de directeur van het h.v.b. Zoetermeer beslissingen altijd in zijn eigen voordeel uitlegt.
Ook worden er dagen later na bepaalde gebeurtenissen pas verslagen opgemaakt en straffen opgelegd. Deze gebeurtenissen hebben een zeer diepe indruk gemaakt op klager en zijn traumatiserend geweest. Klager stelt dat de bewaarders op de afdeling waar hij
nu verblijft wrok tegen hem koesteren. Hij verblijft thans in op de gevangenis BGG- Vught omdat het PPC Amsterdam-Over Amstel de gegevens heeft gemanipuleerd. In een nadere toelichting geeft klager nogmaals aan onterecht in een PPC te hebben verbleven.
Klager stelt dat er in het PPC Amsterdam-Over Amstel geen psychische stoornissen zijn gevonden en deze inrichting dan ook heeft besloten om niet tot behandeling over te gaan.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager stelt geen extra zorg nodig te hebben. Zolang de gedragsdeskundige van de inrichting waar klager verblijft, aangeeft dat klager extra zorg nodig heeft, blijft hij in het PPC. Tijdens detentie van gedetineerden heeft het ministerie van Justitie
de
plicht om optimale zorg te bieden. Er zijn psychologen en psychiaters in dienst van het ministerie van Justitie om te bepalen of iemand extra zorg nodig heeft. Ook in het geval van klager zijn er een psycholoog en een psychiater geconsulteerd. Beiden
hebben de directeur geadviseerd klager te plaatsen in een PPC.

4. De beoordeling
4.1. Het PPC Amsterdam-Over Amstel is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) bepaalt dat in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum gedetineerden kunnen worden geplaatst ten aanzien van wie: a. in verband met een
psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd; b. in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere
observatie
is vereist. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat de PPC’s worden aangewezen als huis van bewaring en als gevangenis (op grond van artikel 9 van de Pbw) bestemd voor de onderbrenging van gedetineerden die een bijzondere opvang behoeven (op
grond van artikel 14 van de Pbw).

4.3. De beslissing tot plaatsing in of overplaatsing naar het PPC wordt conform artikel 15 van de Pbw door de selectiefunctionaris genomen. In de nota van toelichting bij artikel 20c van de Regeling wordt daarover het volgende aangegeven: “Daaraan
voorafgaande brengt de directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uit over de behoefte aan forensische zorg, op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch overleg
van
de inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.”

4.4. De selectiefunctionaris heeft klager geselecteerd voor het PPC Amsterdam-Over Amstel naar aanleiding van inlichtingen van de gedragsdeskundige van het h.v.b. Zoetermeer en een verkort indicatiebesluit forensische zorg waarin de psychiater van
het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie plaatsing op een PPC indiceert. Gelet hierop kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 19 oktober 2010

secretaris voorzitter

Naar boven