Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1504/GA, 14 oktober 2010, beroep
Uitspraakdatum:14-10-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1504/GA

betreft: [klager] datum: 14 oktober 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 mei 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Wolvenplein te Utrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 september 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel is klagers raadsvrouw [...] gehoord.

Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.

De directeur van de locatie Wolvenplein heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft a. het te late inschrijven van klager op het adres van de inrichting, waardoor hij post van de IB-groep op zijn oude adres bleef ontvangen en b. het nalatig handelen van de medewerkers maatschappelijke dienstverlening (MMD), waardoor
verzoeken aan de IB-groep met betrekking tot zijn studieschuld de IB-groep niet bereikten c.q. geen resultaat opleverden.

De beklagrechter heeft het beklag vermeld onder a gegrond verklaard maar ter zake geen tegemoetkoming toegekend en het beklag vermeld onder b ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
MMD is de enige instantie die een detentieverklaring kan afgeven. IB-groep stelde dat die verklaring noodzakelijk was om klagers verzoeken om uitstel van betaling en verlaging van de studieschuld in behandeling te kunnen nemen. Weliswaar stelt de
directeur dat het MMD heel accuraat werkt, maar in klagers geval heeft het zes maanden geduurd voordat er een detentieverklaring is afgegeven.
Klager is een aantal malen mondeling toegezegd dat de detentieverklaring verstuurd zou worden aan de IB-groep en hij kwam er pas in december 2009 achter dat dit niet zo was toen hij post, aanmaningen en verhogingen, van de IB-groep ontving die op zijn
oude adres was bezorgd. Klager woont zelfstandig en niet bij familie. Het heeft lang geduurd voordat zijn post op het oude adres is opgehaald. Zijn vader is ernstig ziek.
Als het MMD direct een detentieverklaring had afgegeven, had dit veel problemen kunnen voorkomen. Verzocht wordt om klager een tegemoetkoming toe te kennen, geen schadevergoeding, voor het door hem ondervonden ongemak.

De directeur heeft in beroep gepersisteerd bij het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het behandelde ter zitting is aannemelijk geworden dat het aan het MMD is om een zogenaamde detentieverklaring te verstrekken en dat klager meerdere malen het MMD heeft benaderd voor een dergelijke verklaring. Een detentieverklaring
was voor de IB-groep een voorwaarde om klagers verzoeken om uitstel van betaling en verlaging van de studieschuld in behandeling te nemen. Vast is komen staan dat klagers verzoeken gericht aan de IB-groep door het uitblijven van een detentieverklaring
niet tijdig zijn verwerkt, hetgeen op onzorgvuldigheid van het MMD duidt, en dat hierop aanmaningen en verhogingen van de studieschuld zijn gevolgd. Dat klager pas laat van deze aanmaningen en verhogingen kennis heeft genomen staat in causaal verband
met het door de beklagrechter gegrond verklaarde onderdeel a. van het beklag.
Gelet op het bovenstaande zal de beroepscommissie onderdeel a van klagers beroep voor zover dit het niet toekennen van een tegemoetkoming betreft, en onderdeel b van het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen, het
beklag
vermeld onder b alsnog gegrond verklaren en klager ter zake van de onderdelen a en b een tegemoetkoming van € 75,= toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van beklagonderdeel a, voor zover in beroep van belang, en ten aanzien van beklagonderdeel b gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag vermeld onder b alsnog
gegrond. De beroepscommissie kent klager ter zake van de beklagonderdelen a en b een tegemoetkoming toe van € 75,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. dr. H.K. Fernandes Mendes en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 oktober 2010

secretaris voorzitter

Naar boven