Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1589/GB, 25 oktober 2010, beroep
Uitspraakdatum:25-10-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/1589/GB

Betreft: [klager] datum: 25 oktober 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.W.J. Faber, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 juni 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Grave ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is, behoudens een korte onderbreking wegens ontvluchting in 2005, sedert 12 augustus 2002 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis/ISD Roermond. Op 10 mei 2010 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Grave, waar een regime van algehele
gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep, kort weergegeven, als volgt toegelicht.
Klager stelt nooit op de wijze zoals hem door de selectiefunctionaris wordt tegengeworpen te hebben aangegeven dat het personeel hem ‘zoekt’ en dat de verhoudingen zijn verstoord. Dit blijkt ook niet uit de stukken en nu klager dit tegenspreekt kan
zulks niet worden aangenomen. Terzijde wordt opgemerkt dat indien er werkelijk sprake was geweest van een zo onhoudbare situatie, het voor de hand had gelegen dat klager zelf het initiatief tot overplaatsing zou nemen.
Klager vindt het tevens onbegrijpelijk dat hij niet naar de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Breda is overgeplaatst. Hij heeft herhaaldelijk aangegeven dat hij graag naar de p.i. Breda zou willen worden overgeplaatst. Zijn partner verblijft in de p.i.
Breda en verschillende familieleden wonen in die regio. De selectiefunctionaris heeft hierop aangegeven dat de wachtlijsten van de p.i. Breda te lang zijn en dat klager met spoed weggeplaatst diende te worden. Klager heeft telefonisch contact gehad met
een medewerker van het Bureau Selectie en Detentiebegeleiding die aangaf dat er geen wachtlijst is. Klager meent aan deze bevestiging hogere waarde te mogen toekennen dan aan een constatering van de selectiefunctionaris.
Over het spoedeisende belang wordt opgemerkt dat de beslissing tot overplaatsing is genomen op 16 april 2010 en dat klager pas op 10 mei 2010 is overgeplaatst. Van een spoedeisend belang is dus geen sprake.
In de beslissing op bezwaar is op een aantal gronden niet gereageerd. De gronden voor overplaatsing wijken af van de gronden genoemd in de selectiebeslissing. Dit is gebleken uit een telefonisch gesprek tussen klagers raadsman en de
selectiefunctionaris. Als eerste reden werd gegeven dat er vermoedens bestonden dat er sprake was van groepsvorming en handel in harddrugs. Als tweede grond werd aangegeven dat klager als lastig wordt ervaren, daar hij een tweetal klachten heeft
ingediend. Op deze punten is in de beslissing op bezwaar in het geheel niet gereageerd. De beslissing is gebrekkig, onjuist en onvolledig gemotiveerd.
De beslissing op bezwaar voldoet niet aan de eisen van een zorgvuldige voorbereiding ex artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en niet aan de motiveringsverplichting zoals neergelegd in artikel 3:46 van de Awb.
Klager wenst het beroep ten overstaan van de beroepscommissie dan wel een lid van de beroepcommissie mondeling toe te lichten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De raadsman geeft aan dat er onwaarheden in de beslissing op bezwaar zouden staan, hetgeen de selectiefunctionaris bestrijdt. Klager heeft volgens de inrichtingsrapportage duidelijk aangegeven dat het niet meer boterde tussen hem en het personeel.
Klager kon bovendien, ondanks dat hij nog preventief gehecht is, geselecteerd worden voor een gevangenisafdeling, omdat hij veroordeeld was in eerste aanleg. Zowel Grave als Roermond kennen een regime van algehele gemeenschap en daar is geen verschil
in.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Grave is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af.

4.4. De selectiefunctionaris kan in redelijkheid afgaan op hetgeen in het selectieadvies van de inrichting staat vermeld. De beroepscommissie leest daarin onder meer dat klager rapporten opgelegd heeft gekregen wegens het bezit van harddrugs, dat
het
volgens klager niet botert tussen hem en het afdelingspersoneel en dat klager last heeft van psychische problemen waarbij wordt aangegeven dat verandering van omgeving helend kan werken. De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris op
grond hiervan in redelijkheid kon beslissen tot overplaatsing.

Namens klager wordt aangegeven dat men bekend was met het feit dat hij graag overgeplaatst zou worden naar de p.i. Breda. De selectiefunctionaris heeft aangegeven dat in het kader van het spoedeisend belang in combinatie met het gegeven dat de p.i.
Breda een wachtlijst heeft, klager is overgeplaatst naar de gevangenis Grave. Nu klager echter pas na ruim drie weken is overgeplaatst kan aan het argument van de noodzaak van spoed geen waarde worden toegekend. Bovendien is er onvoldoende
duidelijkheid
gegeven over de (lengte van de) wachtlijst van de p.i. Breda. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is dan ook onvoldoende gemotiveerd. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De
selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 25 oktober 2010

secretaris voorzitter

Naar boven