Nummer: 10/2303/GB
Betreft: [klager] datum: 25 oktober 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 27 juli 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is op 29 september 2010 door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Grave ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 10 juli 2007 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Maashegge te Overloon. Op 18 juni 2010 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Grave, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager begrijpt eigenlijk niet waarom hij door de selectiefunctionaris is teruggeplaatst. Er was bij de veroordeling waarvoor klager gedetineerd was geen bijzondere voorwaarde opgelegd. Ook op klagers verlofpas stond geen bijzondere voorwaarde vermeld.
Het was overigens niet de eerste keer dat klager in Nijmegen kwam tijdens een verlof. Hij heeft die eerdere keer gesproken met de wijkagent en die gaf aan dat er met klagers aanwezigheid geen probleem was. Klager begrijpt dat de desbetreffende
bijzondere voorwaarden gesteld zijn door de selectiefunctionaris bij klagers plaatsing in Maashegge. Klager heeft navraag gedaan bij het bureau selectie en detentiebegeleiding en daar was men niet bekend met die bijzondere voorwaarden. Klager is van
mening dat de bijzondere voorwaarden op de verlofpas vermeld hadden moeten staan. In dit geval had klager zijn zoontje naar huis gebracht. Op de terugweg, op weg naar de bushalte, kwam klager langs de betreffende cafetaria en daar werd hij aangesproken
door enkele personen. Op dat moment kwamen er politiemensen langs. Een van hen zei alleen maar: “Hé, daar heb je een oude bekende.”, meer niet. Kennelijk is door hen vervolgens melding gemaakt van klagers aanwezigheid. Klager vindt het een vreemde gang
van zaken.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is bij selectiebeslissing van 12 januari 2010 geplaatst in de b.b.i. van de locatie Maashegge. Daarbij is een aantal bijzondere voorwaarden opgenomen, te weten:
- klager dient tussen 20.00 en 08.00 op het verlofadres te verblijven;
- hij mag zich niet vertonen in de Kolpingbuurt in Nijmegen;
- de politie wordt op de hoogte gebracht van het verlof;
- bij problemen dient er direct contact opgenomen te worden met de politie.
Op 14 juni 2010 is door de b.b.i. een selectievoorstel ingediend omdat klager de voorwaarden zou hebben overtreden. In het selectievoorstel staat beschreven dat klager op 10 juni 2010 door de politie Nijmegen op een overtreding van de voorwaarden zou
zijn gesignaleerd. Hij diende zich toen op te houden op zijn verlofadres en was gezien bij een cafetaria. Klager erkent de schending van de voorwaarde. De omstandigheid dat de voorwaarden niet op klagers verlofpas stonden vermeld, doet geen afbreuk aan
de geldigheid van die voorwaarden en aan klagers eigen verantwoordelijkheid.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Grave is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.
4.3. Bij klagers selectie voor plaatsing in de b.b.i. van de locatie Maashegge heeft de selectiefunctionaris een aantal voorwaarden betreffende het verloop van klagers (regimaire) verloven opgenomen. Nu een van die voorwaarden door klager is
overtreden, dient allereerst te worden beoordeeld of die voorwaarden rechtskracht hebben. Gelet op artikel 19, eerste lid, juncto artikel 5, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting berust de bevoegdheid tot het stellen van
voorwaarden aan regimair verlof bij de directeur van de inrichting. De keuze van de wetgever om deze bevoegdheid expliciet bij de directeur van de inrichting neer te leggen, impliceert dat de selectiefunctionaris een dergelijke bevoegdheid niet heeft.
Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de aan de selectiebeslissing van 12 januari 2010 door de selectiefunctionaris verbonden voorwaarden geen rechtskracht hebben. Nu die voorwaarden niet door de directeur zijn overgenomen, althans daarvan niet is
gebleken, kunnen de gronden die tot klagers overplaatsing naar de gevangenis Grave hebben geleid, deze beslissing niet dragen. Het beroep moet daarom gegrond worden verklaard, de bestreden beslissing moet worden vernietigd en aan de
selectiefunctionaris
zal opdracht worden gegeven een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming van deze uitspraken binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 25 oktober 2010
secretaris voorzitter