Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1571/GB, 12 oktober 2010, beroep
Uitspraakdatum:12-10-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/1571/GB

Betreft: [klager] datum: 12 oktober 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Akkas, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 juni 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het detentiecentrum Alphen aan den Rijn ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 15 februari 2010 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Amsterdam Over Amstel. Op 16 juni 2010 is hij overgeplaatst naar het detentiecentrum Alphen aan den Rijn. Op 6 juli 2010 is hij overgeplaatst naar het
detentiecentrum Zeist.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Er zijn in dit geval bijzondere omstandigheden waardoor een plaatsing in Alphen aan den Rijn extra belastend zal zijn voor klager en niet zal kunnen leiden tot een snelle terugkeer van klager naar het land van herkomst. Klager heeft vele malen in
strafdetentie en vreemdelingenbewaring doorgebracht en in verschillende detentiecentra verbleven. Bij de voorbereiding van zijn uitzetting zijn professionele instanties als de Dienst Terugkeer en Vertrek betrokken geweest. Ondanks presentaties in het
land van herkomst is het nooit gelukt klager uit te zetten. De vreemdelingenbewaring van klager is daarom telkens weer opgeheven. Klager is niet uitzetbaar gebleken. De overplaatsing zal daarom niet leiden tot een snellere uitzetting en is derhalve
niet
zinvol te noemen. Bovendien is een overplaatsing extra bezwarend, omdat klagers vrienden en kennissen vrijwel allemaal in Amsterdam wonen. Klager wil dan ook in Amsterdam Over Amstel blijven. In Alphen aan den Rijn zal klager veel minder bezoek
krijgen.
Namens klager wordt verzocht om een proceskostenveroordeling.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 9 maart 2010 werd klager geselecteerd voor de locatie Esserheem te Veenhuizen vanwege klagers verblijfstatus en het toen nog resterende strafrestant van zeven maanden. Hiertegen werd bezwaar aangetekend. Gezien de erg lange wachttijd voor plaatsing
in Esserheem en het gegeven dat medio juni 2010 het strafrestant nog slechts vier maanden bedraagt, is het bezwaar op 27 april 2010 gegrond verklaard. Diezelfde dag is klager geselecteerd voor het detentiecentrum Alphen aan den Rijn. De reisafstand van
Amsterdam naar Alphen aan den Rijn is acceptabel te noemen.
De selectiefunctionaris verwijst voor verdere argumentatie naar de beslissing op het bezwaar van 1 juni 2010. Alles overziende blijft de selectiefunctionaris van oordeel dat het besluit niet als onredelijk of onbillijk valt aan te merken. Klager zou
juist erg content moeten zijn met het feit dat is besloten hem van de wachtlijst voor Esserheem te halen en zijn selectie ruim zes weken voor de datum dat hij daar formeel geplaatst kon worden al is omgebogen naar het detentiecentrum Alphen aan den
Rijn.

4. De beoordeling
4.1. Per 1 augustus 2010 is het detentiecentrum Alphen aan den Rijn gesloten en zijn de detentiecentra Zeist en Rotterdam aangewezen als inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen als bedoeld in artikel 20b, tweede lid onder b, van
de
Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) met een strafrestant van minder dan vier maanden. Klager is daarom op 6 juli 2010 overgeplaatst naar het detentiecentrum Zeist. De beroepscommissie is van oordeel dat
deze beslissing tot overplaatsing in het verlengde ligt van de beslissing tot overplaatsing naar Alphen aan den Rijn en zal het beroep inhoudelijk behandelen.

4.2. Klager voldoet, nu hij tot een vrijheidsstraf is veroordeeld, aan de vereisten voor plaatsing in een voorziening voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen.

4.3. Namens klager wordt onder meer aangegeven dat klager niet uitzetbaar is gebleken en dat plaatsing in een inrichting waar hij wordt voorbereid op zijn uitzetting daarom niet zinvol is. Wat daar ook van zij, klager is tot ongewenst vreemdeling
verklaard. Bovendien heeft hij een strafrestant van minder dan vier maanden. Voor die gedetineerden was op het moment van de selectiebeslissing het detentiecentrum Alphen aan den Rijn en zijn thans de detentiecentra Zeist en Rotterdam bestemd. Bij
aanwezigheid van bijzondere omstandigheden kan op dit plaatsingsbeleid een uitzondering worden gemaakt. Aangenomen kan worden dat van dergelijke omstandigheden niet is gebleken. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de
selectiefunctionaris kan dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hetgeen over de bezoekmogelijkheden naar voren is gebracht, is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.

4.4. Voor zover namens klager is verzocht om een proceskostenveroordeling, geldt dat de Pbw een dergelijke voorziening niet kent. De beroepscommissie wijst dit verzoek af.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 12 oktober 2010
secretaris voorzitter

Naar boven