nummer: 09/3056/GM
betreft: [klager] datum: 10 februari 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Oosterhoek te Grave,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 21 oktober 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 26 januari 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers, en namens de inrichtingsarts [...], hoofd medische dienst. Op
27 januari 2010 is nadere informatie van genoemd hoofd van de medische dienst ontvangen, die ter kennisneming naar klager en zijn raadsvrouw is doorgezonden.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in de verzoeken om bemiddeling aan de medisch adviseur van 4 t/m 7 september 2009 , betreft - voor zover in beroep aan de orde - a) het afzeggen door de medische dienst van een eerder geplande tweede MRI-scan en een
herniaoperatie, alsmede b) de lange duur van het aanmelden voor een operatie in een ziekenhuis.
Ter zitting heeft klager aangegeven dat zijn overige klachten betreffende het beddengoed en de behandeling van zijn eelt- en psoriasisklachten in beroep geen behandeling meer behoeven.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht.
Klager heeft twee keer eerder een herniaoperatie ondergaan. Verschillende behandelingen hebben niet geholpen. Tijdens zijn verblijf in de p.i. Vught is vervolgens begin mei 2008 in het Jeroen Bosch Ziekenhuis een MRI-scan gemaakt. De neuroloog heeft al
in mei 2008 gezegd dat klager geopereerd moet worden en dat een tweede MRI-scan gemaakt moet worden. Voor zijn vertrek uit de p.i.Vught heeft de neuroloog hem gezegd dat hij ongeveer twee weken na zijn overplaatsing naar Grave een tweede MRI-scan zou
krijgen en dat hij binnen twee à drie weken daarna zou worden geopereerd. Klager hoorde na zijn overplaatsing maar niets. Bij navraag heeft de arts van de locatie Oosterhoek hem gezegd dat de medische dienst van die locatie de door de medische dienst
van de p.i. Vught gemaakte afspraken heeft afgezegd, omdat klager zou weten wanneer die afspraken gepland stonden. Klager wist de exacte data echter niet.
De in Grave op 19 juni 2009 ontvangen uitslag betreft de uitslag van de eerste MRI-scan van mei 2008. De medische dienst zegt wel dat klager niet naar het Penziekenhuis wilde gaan, maar als zij hem direct en niet pas later hadden gezegd dat dit
feitelijk betekende dat hij in het Bronovo Ziekenhuis zou worden geopereerd en daarna in het Penziekenhuis moest revalideren, had hij direct toestemming gegeven. Het liefst ging en gaat klager naar het Jeroen Bosch Ziekenhuis, omdat een andere
gedetineerde, die nauwelijks nog kon lopen, aldaar met succes is geopereerd.
Klager heeft zijn zus, die huisarts is, naar de medische dienst laten bellen. De inrichtingsarts heeft klager op 30 juli 2009 gezegd dat hij klager op de wachtlijst voor het Penziekenhuis zou laten plaatsen. Na het indienen van zijn klacht is hij
uiteindelijk pas op 10 augustus 2009 bij het Penziekenhuis aangemeld. Dit is onbegrijpelijk in het licht van zijn toestand en zijn pijn. Hij heeft constant het gevoel of er messen in zijn lichaam zitten. Hij heeft veel pijn aan zijn linkerbeen. Verder
kan hij alleen nog maar zittend plassen. Zijn klachten zijn veroorzaakt door hernia op het niveau L4-L5 en L5-S1.
Hij slikt vanaf juni 2008 tot op heden continu 27 pijnstillers per dag, waardoor hij klachten heeft die in een medisch boek van Wolffers staan beschreven en in verband waarmee regelmatig bloedonderzoek gedaan zou moeten worden. Er is tot op heden maar
een keer bloedonderzoek gedaan. Klager maakt zich ernstig zorgen over de gevolgen van het gebruik van de medicatie. Op advies van zijn zus is hij wel gestopt met Tramadol, omdat dit een zeer verslavende pijnstiller is.
De arts heeft klagers pijnklachten serieus genomen door mee te gaan in klagers verzoeken om pijnmedicatie, maar had moeten proberen de herniaoperatie te bespoedigen door bijvoorbeeld een spoedindicatie af te geven. Het is onredelijk en inhumaan om
klager zo lang met dergelijke pijnklachten te laten wachten en hem slechts pijnbestrijding te geven. Klager en zijn raadsvrouw zijn er niet van op de hoogte dat de medische dienst op 23 november 2009 bericht heeft ontvangen dat klager op 27 november
2009 in het Penziekenhuis zou worden opgenomen en dat hij op 30 november 2009 geopereerd zou worden. Hij heeft van de arts alleen vernomen dat hij nu niet meer op de wachtlijst staat, omdat hij eerst opnieuw door een specialist gezien moet worden.
Klager is bang dat men het nu op zijn beloop zal laten, omdat zijn v.i.-datum op 5 november 2010 ligt, terwijl juist spoed geboden is.
Klager verzoekt de beroepscommissie daarom het beroep gegrond te verklaren en hem een passende compensatie te geven voor het te lang moeten wachten op een operatie.
De inrichtingsarts heeft tot en met de zitting het volgende standpunt ingenomen.
De medische dienst heeft geen afspraak voor klager in het Jeroen Bosch Ziekenhuis afgezegd. In een vorige p.i. gemaakte afspraken worden, na navraag, altijd door de medische dienst overgenomen. Klager is tijdens zijn verblijf in de locatie Oosterhoek
naar het ziekenhuis geweest voor een MRI-scan. Daar de uitslag van de scan naar de p.i. Vught was gezonden, is contact met de medische dienst van die p.i. opgenomen. Op 19 juni 2009 is de uitslag van de scan ontvangen. De desbetreffende brief is ten
onrechte niet in het microhis opgenomen. Het hoofd van de medische dienst heeft die brief wel gezien. Daarin is vermeld dat klager duidelijk een hernia heeft en daaraan geopereerd moet worden. In die brief is geen operatiedatum of spoedindicatie
opgenomen. Deze brief zal worden nagezonden.
Een herniaoperatie wordt voor gedetineerden uitgevoerd in het Penziekenhuis, dat samenwerkt met het Bronovo Ziekenhuis. Klager wilde niet naar het Penziekenhuis, omdat hij naar een half open inrichting (h.o.i.) zou gaan en dan met verlof naar een
ziekenhuis van eigen keuze kon gaan. Na afwijzing van de h.o.i.-aanvraag is klager op 10 augustus 2009, in overleg met klager, voor een operatie aangemeld in Penziekenhuis. De arts heeft geen enkele intentie om de operatie van klager niet door te laten
gaan. Na de aanmelding bij het Penziekenhuis wordt de oproep van het Penziekenhuis afgewacht. De medische dienst heeft daarover gebeld en op 23 november 2009 vernomen dat klager op 27 november 2009 in het Penziekenhuis zou worden opgenomen en dat hij
op
30 november 2009 geopereerd zou worden. Dit is echter door het Penziekenhuis afgezegd, omdat dit ziekenhuis een nieuwe indicatiestelling wenst. De medische dienst heeft vernomen dat klager deze maand in dat verband op consult kan komen.
Klager gebruikt veel medicatie. Dat was al zo toen hij in de locatie Oosterhoek kwam.
Getracht is te voldoen aan klagers verzoeken om extra pijnmedicatie, echter steeds met de opmerking dat bepaalde medicijnen ook bijwerkingen kunnen hebben. Klager gebruikt als maagbeschermer Omeprazol. Op 30 oktober 2009 heeft uitgebreid labonderzoek
plaatsgevonden om eventuele ernstige bijwerkingen van de medicatie uit te sluiten dan wel aan te tonen. Uit het bloedonderzoek zijn geen duidelijke afwijkingen naar voren gekomen.
[Inrichtingsarts] heeft op 27 januari 2010 schriftelijk het volgende aangevoerd.
Anders dan gisteren ter zitting is aangevoerd, is klager maar eenmaal in het Jeroen Bosch Ziekenhuis geweest voor een MRI-scan tijdens zijn verblijf in de p.i. Vught. De afspraak voor 9 juni 2009 heeft niet plaatsgevonden na telefonisch contact van de
medische dienst met de neuroloog van het Jeroen Bosch Ziekenhuis. Daaruit kwam naar voren dat een vervolgafspraak niet nodig was omdat de indicatie duidelijk was, namelijk een herniaoperatie. In dat overleg heeft de neuroloog aangegeven dat er geen
spoed bij was. Overgelegd wordt een brief van de neuroloog van 7 juli 2009.
De medische dienst heeft vernomen dat klager in de maand februari 2010 op consult kan komen in verband met een nieuwe indicatiestelling.
3. De beoordeling
Klagers klacht betreft a) het afzeggen door de medische dienst van een eerder geplande tweede MRI-scan en een herniaoperatie, alsmede b) de lange duur van het aanmelden voor een operatie in een ziekenhuis.
a) Klager is op 19 mei 2009 vanuit de p.i. Vught overgeplaatst naar de locatie Oosterhoek. Onduidelijk was of klager, voor wie blijkens de gegevens in zijn medisch dossier na zijn overplaatsing naar Grave een MRI-scan in het Jeroen Bosch Ziekenhuis
stond gepland op 9 juni 2009, op die datum of een daarna gelegen tijdstip in genoemd ziekenhuis is geweest voor een MRI-scan. In het medisch dossier is dat namelijk niet aangegeven, terwijl volgens dat dossier op 19 juni 2009 wel telefonisch contact
met
de neuroloog heeft plaatsgevonden over de uitslag van een MRI-scan.
Blijkens de nadere informatie van 27 januari 2010 van het hoofd van de medische dienst heeft vanuit de locatie Oosterhoek geen vervolgafspraak plaatsgevonden. Uit telefonisch contact met de neuroloog was naar voren gekomen dat deze arts dat niet nodig
vond omdat klager in aanmerking komt voor een operatie en dat daarbij geen spoed was.
Overgelegd is een brief van de neuroloog van 7 juli 2009, gericht aan de medische dienst van de p.i. Vught. Daarin geeft de neuroloog aan dat hij klager op 23 april 2009 op de polikliniek heeft gezien en dat hij de uitslag telefonisch heeft besproken
met de medische dienst van de p.i. Vught, die heeft aangegeven dat vanuit Grave contact zal worden opgenomen. In die brief wordt niet gesproken over een operatie of een spoedindicatie.
In het licht van het vorenstaande gaat de beroepscommissie er van uit dat klager op 23 april 2009 - toen hij in de p.i. Vught verbleef - bij de neuroloog van het Jeroen Bosch Ziekenhuis is geweest. De neuroloog heeft de uitslag van onderzoek
telefonisch
besproken met de medische dienst van de p.i. Vught. Na klagers overplaatsing heeft telefonisch contact tussen de medische dienst van de locatie Oosterhoek en de neuroloog plaatsgevonden, waaruit naar voren kwam dat een tweede afspraak volgens de
neuroloog niet nodig was omdat duidelijk is dat klager geopereerd moet worden.
Klager kan daarom niet gevolgd worden in zijn stelling dat een noodzakelijke vervolgafspraak/MRI-scan door toedoen van de medische dienst geen doorgang heeft gevonden.
b) Ten aanzien van de aanmelding van klager voor een herniaoperatie komt uit klagers medische dossier het volgende naar voren. Op 19 juni 2009 is aangegeven dat moet worden bezien waar de operatie moet of kan plaatsvinden, alsmede dat klager niet in
het
Penziekenhuis geopereerd wil worden. Op 23 juli 2009 heeft klager aangegeven dat hij binnenkort naar een h.o.i. gaat en dan met verlof naar een ziekenhuis van eigen keuze kan gaan voor de herniaoperatie en dat daarover navraag is gedaan bij het BSD. Op
31 juli 2009 is aangegeven dat klager naar een h.o.i. zou gaan, maar dat zijn aanvraag is afgewezen en dat hij zal worden aangemeld bij het Penziekenhuis. Deze aanmelding is op 10 augustus 2009 per fax verzonden.
In het licht van het vorenstaande acht de beroepscommissie aannemelijk dat de medische dienst na het vernemen op 19 juni 2009 van de indicatie voor een operatie met het oog op zijn aanmelding daarvoor rekening heeft willen houden met klagers wens om,
in het kader van de door hem aangegeven h.o.i.-plaatsing, in een ziekenhuis van eigen keuze te worden geopereerd. Nadat op 31 juli 2009 was gebleken dat klagers verzoek om een h.o.i.-plaatsing was afgewezen, is besloten hem voor het Penziekenhuis aan
te
melden, waaraan op 10 augustus 2009 daadwerkelijk gevolg is gegeven. Hoewel niet duidelijk is waarom vanaf 31 juli 2009 met de daadwerkelijke aanmelding tot 10 augustus 2009 is gewacht, kan niet worden geoordeeld dat in deze onzorgvuldig is gehandeld.
Daarbij is in aanmerking genomen dat door de neuroloog op 19 juni 2009 geen wenselijke datum en/of spoedindicatie voor de operatie is gegeven en dat niet aannemelijk is dat de aanmelding op 10 augustus 2009 in plaats van 31 juli of 1 augustus 2009 een
zeer nadelige invloed op klagers plaats op de wachtlijst van het Penziekenhuis heeft gehad. In elk geval is gesteld noch gebleken dat klagers medische toestand na 19 juni 2009 zodanig is verslechterd dat van de inrichtingsarts/medische dienst een
eerdere aanmelding van klager dan op 10 augustus 2009 dan wel een poging om invloed uit te oefenen op klagers plaats op de wachtlijst had mogen worden verwacht.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat niet kan worden geoordeeld dat sprake is van een handelen van de inrichtingsarts dat zou moeten worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm
neergelegde norm.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, J.G.J. de Boer en drs. L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 10 februari 2010
secretaris voorzitter