Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2384/GV, 11 oktober 2010, beroep
Uitspraakdatum:11-10-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2384/GV

betreft: [klager] datum: 11 oktober 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 augustus 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager is het niet eens met de beslissing, omdat hij voldoet aan het gewenste gedrag.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het gedrag van klager (meerdere malen geweld gebruikt tegen een medegedetineerde) heeft ertoe geleid dat hij op 15 april 2010 in de gevangenis voor beperkt gemeenschapsgeschikten (b.g.g.) van de locatie De Schie is geplaatst. Klagers gedrag op de
b.g.g.
is naar behoren, daarnaast is klager gestart met gesprekken met de Waag. Het korte verblijf op de b.g.g. (drie maanden) in verhouding tot zijn verblijf in een regulier regime vormde aanleiding tot afwijzing van klagers verzoek om verlof. Als blijkt dat
klager over een langere periode goed kan functioneren, waardoor hij voor plaatsing in een regime van algehele gemeenschap in aanmerking komt en hij zijn behandeling bij de Waag voortzet, kan er opnieuw naar zijn verlofmogelijkheden gekeken worden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De Schie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op klagers gedrag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 25 maart 2011.

Uit de stukken komt naar voren dat klagers gedrag in de inrichting problematisch was te noemen. Om die reden is hij overgeplaatst naar een b.g.g. Hoewel zijn gedrag daar, eveneens blijkens de stukken, de nodige verbetering laat zien en klager ook in
gesprek is voor behandeling in de Waag, is die periode te kort om daaruit te kunnen concluderen dat klagers verlof op dit moment rustig en ongestoord zal verlopen. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid thans nog een
contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals
bedoeld in artikel 4 onder e van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 11 oktober 2010

secretaris voorzitter

Naar boven