Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1345/GB, 9 september 2010, beroep
Uitspraakdatum:09-09-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/1345/GB

Betreft: [klager] datum: 9 september 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 mei 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar paviljoen A van de locatie Westlinge te Heerhugowaard met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau als
bedoeld
in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling), ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 4 december 2008 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Amsterdam-Over Amstel. Op 23 maart 2010 is hij overgeplaatst naar paviljoen A van de locatie Westlinge.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is een meerderjarige die slechts beperkte documentatie heeft. Er zijn geen omstandigheden bekend waaruit zou blijken dat klager niet zou kunnen omgaan met vrijheden. Het delict waarvoor hij is veroordeeld, heeft ook niet plaatsgevonden in de
omgeving van het verlofadres van klager. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft zonder nadere onderbouwing gesteld dat het verlenen van verlof aan klager het risico van maatschappelijke onrust met zich brengt en gevaar voor ernstige verstoring van de
openbare orde of het plegen van strafbare feiten oplevert. Klager is weliswaar veroordeeld voor het medeplegen van een diefstal met geweld, maar dit feit heeft geen enkele publiciteit gegenereerd, zodat niet valt in te zien dat het verlof tot
maatschappelijke onrust leidt. Overigens wordt in de bestreden beslissing verwezen naar de nabestaanden van het slachtoffer in het bijzonder, hetgeen doet vermoeden dat de selectiefunctionaris de verkeerde zaak voor ogen had. In de kwestie waarvoor
klager thans in detentie verkeert is niemand overleden. Bovendien dient een advies toegespitst te zijn op de persoon van klager terwijl dit uit het advies niet blijkt. Ten aanzien van het delict, waarvan thans het hoger beroep loopt, heeft het OM
klager
een rol toegedicht waarbij hijzelf geen geweld dan wel bedreiging met geweld heeft gepleegd. De daders van de overval waren gemaskerd zodat niet valt in te zien dat slachtoffers indien zij klager tegenkomen hem herkennen nog daargelaten dat klager
ontkent betrokken te zijn geweest. Ten aanzien van klager is op geen enkele wijze gebleken dat er sprake is geweest van beïnvloeding van slachtoffers, getuigen of anderszins. Klager is bereid te praten over zijn afwezigheid bij het delict, hij heeft
ter
zitting hierover een verklaring afgelegd. Het is typerend voor het OM om te stellen dat, nu klager niet wenst te praten over de redenen waarom hij tot een delict is overgegaan, verlof niet aan de orde is. Het is altijd zo dat wanneer de verdachte het
niet eens is met een bewezenverklaring en in beroep gaat, dit tot een negatief advies van het OM leidt, terwijl dat gegeven volgens de Regeling niet een afzonderlijke grond voor afwijzing oplevert. De praktijk wijst ook uit dat er negatief ten aanzien
van verlofmogelijkheden wordt geadviseerd wanneer de verdachte hoger beroep heeft ingesteld terwijl er in de situatie wanneer er geen hoger beroep is ingesteld de veroordeelde wel voor detentiefasering in aanmerking komt. Het advies van het OM is
derhalve onvoldoende onderbouwd en levert dan ook onvoldoende reden op om tot afwijzing van de detentiefasering over te gaan. Er resteert slechts de positieve urinecontrole die enerzijds onvoldoende gewicht in de schaal legt om tot de bestreden
beslissing over te kunnen gaan en anderzijds inmiddels gedateerd is.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In het selectieadvies van het h.v.b. Amsterdam-Over Amstel is aangegeven dat klager in 2009 diverse malen positief heeft gescoord op het gebruik van softdrugs. Op 21 januari 2010 scoorde klager opnieuw positief met een waarde van 365. Klager staat
sinds
12 juni 2008 geregistreerd als veelpleger. Hij heeft positief gescoord op het gebruik van drugs bij een groot aantal afgenomen urinecontroles. Tijdens zijn verblijf in paviljoen A van de locatie Westlinge scoorde klager opnieuw positief op een
urinecontrole van 30 maart 2010 en bleek zijn urinecontrole op 14 mei 2010 te waterig. Het OM heeft in klagers zaak een executie-indicator geplaatst. Met betrekking tot een plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting met regimair verlof heeft het OM
een negatief advies uitgebracht. Gezien de ernst van het door klager gepleegde strafbare feit acht men in deze fase van de procedure een dergelijke plaatsing nog niet aan de orde. Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie
jaar en zes maanden. Klager heeft beroep aangetekend tegen deze uitspraak. In die gevallen wordt een advies van het OM als zwaarwegend meegeteld bij de beoordeling of iemand voor een regime met regimair verlof in aanmerking komt.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 167, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Uit het selectieadvies van het h.v.b. Amsterdam-Over Amstel van 17 maart 2010 blijkt dat klagers gedrag in de inrichting goed is. Klager had op grond van de objectieve criteria voor plaatsing in een b.b.i. in aanmerking kunnen komen. Het OM
heeft in klagers zaak een executie-indicator geplaatst. Met betrekking tot een plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting met regimair verlof heeft het OM een negatief advies uitgebracht. Gezien de ernst van het door klager gepleegde strafbare feit
acht men in deze fase van de procedure een dergelijke plaatsing nog niet aan de orde. De inrichting acht klager een geschikte kandidaat voor plaatsing in een inrichting als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling. Gezien het voorgaande kan
de
op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 9 september 2010

secretaris voorzitter

Naar boven