Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1475/JM, 8 september 2010, beroep
Uitspraakdatum:08-09-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1475/JM

betreft: [klager] datum: 8 september 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 57 van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen (Rjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 6 mei 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 juli 2010, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klager, en [...], directeur behandeling, en mw. [...], jurist, bij de j.j.i. Teylingereind.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van het ministerie van Justitie, betreft de weigering om een scheerapparaat te mogen invoeren, aangezien klager geen gebruik kan maken van de scheermesjes van de
inrichting in verband met een moedervlek op zijn bovenlip.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Klager heeft een moedervlek op zijn bovenlip en deze is al een paar keer open gegaan tijdens het scheren met de scheermesjes van de inrichting. Klager heeft zijn bebloede bovenlip aan de groepsleiding laten zien. Volgens de medische dienst was klagers
moedervlek niet verheven en daarom niet gevaarlijk. De medische dienst heeft aangegeven dat klager zich moest scheren in aanwezigheid van de groepsleiding, zodat men kon constateren dat klagers bovenlip beschadigd raakt. Klager wilde niet nog eens zijn
bovenlip opensnijden en heeft geweigerd zich in aanwezigheid van de groepsleiding te scheren. Klager is tijdelijk overgeplaatst naar de j.j.i. De Hartelborgt en daar kreeg hij direct een scheerapparaat. Klager heeft de brief van de medisch adviseur aan
de groepsleiding laten zien en vlak daarna kreeg hij zijn scheerapparaat. Klager vindt het allemaal zeer onprofessioneel en hem zijn ook geen excuses aangeboden. Klager heeft zich twee maal opgesneden op advies van de medische dienst. Klager wil een
schadevergoeding. Het opensnijden van een moedervlek is gevaarlijk.

Het hoofd behandeling heeft het volgende standpunt ingenomen.
In het kader van zijn voorlopige hechtenis is klager op 20 oktober 2009 in de inrichting opgenomen op een normaal beveiligde opvanggroep. Op 24 november heeft klager bij de medische dienst aangegeven dat hij een scheerapparaat wilde invoeren in verband
met een moedervlek op zijn bovenlip. De medische dienst heeft geconstateerd dat de moedervlek glad en niet verhoogd is. Klager kan zich derhalve met een scheermesje scheren. Klager wilde geen gehoor geven aan de afspraak van de medische dienst om zich
in bijzijn van de groepsleiding te scheren.
Uitgangspunt is dat jeugdigen in Teylingereind uit veiligheidsoverwegingen van de inrichting scheermesjes verstrekt krijgen. Slechts op medische indicatie kan hierop een uitzondering worden gemaakt en kan een jongen zijn eigen scheerapparaat invoeren.
Deze medische indicatie lijkt bij klager niet aanwezig en omdat klager weigert zich onder toezicht te scheren, kan de noodzaak tot de invoer van een scheerapparaat niet worden heroverwogen. Voorts heeft het enige tijd geduurd voordat klager zich met
zijn probleem met de medische dienst heeft gemeld.
Op 12 mei 2010 heeft klager alsnog toestemming gekregen om zijn scheerapparatuur in te voeren. Deze beslissing is genomen naar aanleiding van de klachtbemiddeling van de medisch adviseur. Omdat klager op grond van de reactie van de medisch adviseur
niet
perse geacht wordt zich onder toezicht van de groepsleiding te scheren, is de noodzaak tot het invoeren van de scheerapparatuur niet na te gaan. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

3. De beoordeling
In artikel 55, tweede lid, Rjj is de term medisch handelen omschreven.
Deze omschrijving is bepalend voor de beoordeling door de beroepscommissie van het handelen waartegen de klacht is gericht.
De beroepscommissie kan een klacht gegrond verklaren als sprake is van
a. enig handelen of nalaten dat in strijd is met de zorg die de inrichtingsarts in die hoedanigheid behoort te betrachten ten opzichte van de jeugdige, met betrekking tot wiens gezondheidstoestand hij bijstand verleent of zijn bijstand is ingeroepen,
of

b. enig ander handelen of nalaten dat in strijd is met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg.

Klager heeft bij de medische dienst aangegeven dat bij het scheren met de scheermesjes van de inrichting de moedervlek op zijn bovenlip opengaat. Volgens klager heeft hij dit laten zien aan de groepsleiding. Bij de stukken bevindt zich echter geen
verklaring van het personeel hierover.

De beroepscommissie overweegt dat het regelmatig voorkomt dat bij het scheren verwondingen ontstaan. De kans is derhalve groot dat een moedervlek op de bovenlip bij het scheren wordt verwond. De beroepscommissie is van oordeel dat ter vermijding van
een
dergelijk risico aan klager toestemming had moeten worden gegeven om op medische indicatie een scheerapparaat in te voeren.
Na bemiddeling van de medisch adviseur van het ministerie van Justitie heeft klager op 12 mei 2010 toestemming gekregen om zijn scheerapparaat in te voeren. De medisch adviseur acht het niet noodzakelijk dat de groepsleiding bij het scheren aanwezig
is.
Men kan de beschadiging na het scheren zelf zien.
De beroepscommissie heeft het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien en zij komt op grond daarvan tot het oordeel dat er sprake is van handelen of nalaten, zoals hierboven onder a. beschreven. Het beroep zal daarom gegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij stelt de aan klager ten laste van de j.j.i. Den Hey-Acker toekomende tegemoetkoming vast op € 20,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. B.J. de Jong, voorzitter, ing. M.J. Mulders en drs. H.P.J. Vos, leden, bijgestaan door mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 8 september 2010

secretaris voorzitter

Naar boven