nummer: 10/2456/STA
betreft: [klager] datum: 27 augustus 2010
De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door [...], namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in Landelijke afzonderingsafdeling (LAA) van de penitentiaire inrichtingen Vught.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt van de beslissing van het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, hierna de te noemen de inrichting, inhoudende oplegging
van de maatregel van separatie en deze ten uitvoer te leggen op de Landelijke afzonderingsafdeling (LAA) te Vught.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 20 augustus 2010 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 23 augustus 2010.
De Minister van Justitie (hierna: de Minister) is in de gelegenheid gesteld te reageren op de door partijen ingenomen standpunten. Het secretariaat ontving zijn reactie op 24 augustus 2010. Van klagers raadsman ontving het secretariaat op 25 augustus
2010 nog een nadere reactie.
1. De standpunten
Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt toegelicht. Verzoeker verwijst naar het door hem ingediende klaagschrift. Voor de beslissing ontbreekt elke grondslag, nu de Bvt geen bepaling kent, die het mogelijk maakt dat een tbs-gestelde separatie in een
andere inrichting of afdeling dient te ondergaan. Bovendien zijn voor opname van tbs-gestelden met een beheers/vluchtrisico slechts enkele klinieken aangewezen, te weten: De Kijvelanden, Van Mesdag en Veldzicht. De LAA te Vught behoort niet tot deze
klinieken terwijl de LAA te Vught geen onderdeel is van een tbs-kliniek, doch onderdeel is van een gevangenis en huis van bewaring. Verzoeker ontkent dat hij dreigend, oninschatbaar is en heeft gezegd nog voor een ernstig incident te willen zorgen voor
zijn overplaatsing naar een andere inrichting.
Het schorsingsverzoek heeft geen betrekking op de later na de overplaatsing naar de LAA te Vught door de selectiefunctionaris en de directeur van het h.v.b. Vught genomen beslissingen. Deze dienen om de beslissing achteraf van een wettelijke grondslag
te voorzien.
Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren. De beslissing bestaat uit twee delen: de beslissing verzoeker te separeren en de beslissing verzoeker over te plaatsen naar de LAA van de p.i. Vught. Verzoeker kan worden
ontvangen in zijn verzoek ten aanzien van de separatiebeslissing. Verzoeker dient echter niet-ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van de beslissing hem op de LAA te plaatsen. Deze beslissing is niet genomen door het hoofd van de inrichting
maar
door de Directie Forensische Zorg op grond van artikel 52, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Het hoofd van de inrichting heeft slechts verzocht om een spoedoverplaatsing.
De separatie was in het kader van de handhaving van de orde en veiligheid binnen de inrichting noodzakelijk. Vanwege de veiligheidsrisico’s werd de maatregel niet meer uitvoerbaar geacht binnen de inrichting.
Namens de Minister is de volgende toelichting gegeven. De beslissing tot plaatsing van verzoeker op de LAA te Vught is ingegeven door ernstige beheersproblematiek waardoor het niet langer mogelijk was hem te handhaven in FPC Dr. S. van Mesdag. Op grond
van artikel 9, sub i, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) is verzoeker overgeplaatst naar het huis van bewaring te Vught. Tegen deze beslissing staat bezwaar open. Voor zover het schorsingsverzoek betrekking heeft op deze beslissing is verzoeker
niet-ontvankelijk in zijn verzoek. Verzoeker is vervolgens op grond van artikel 25 van de Pbw met instemming van de selectiefunctionaris, overgeplaatst naar de LAA te Vught. Dit betreft een tijdelijke opname voor zolang opname in de longstayvoorziening
van de Pompestichting niet mogelijk is. Verzoekers opname in laatstgenoemde voorziening is in voorbereiding en het streven is verzoeker aldaar op 1 september 2010 op te nemen. Deze beslissing is genomen door het hoofd van de p.i. Vught.
Overplaatsing naar enige andere tbs-voorziening voorafgaand aan zijn plaatsing in de longstayvoorziening van de Pompestichting levert gelet op verzoekers beheersproblematiek onverantwoord grote veiligheidsrisico’s op.
2. De beoordeling
Verzoekers raadsvrouw heeft verzocht om de tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 18 augustus 2010 waarbij besloten is dat verzoeker in separatie zal worden geplaatst op de LAA te Vught te schorsen.
Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting en de Minister komt naar voren dat sprake is van vier afzonderlijke beslissingen:
a. de beslissing van 18 augustus 2010 van het hoofd van de inrichting verzoeker te separeren;
b. de beslissing van 24 augustus 2010 van de selectiefunctionaris tot plaatsing van verzoeker in het h.v.b Vught;
c. de beslissing van 24 augustus 2010 van de directeur van het h.v.b Vught tot plaatsing van verzoeker in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen en
d. de beslissing 24 augustus 2010 van de directeur van het h.v.b. Vught de afzonderingsmaatregel ten uitvoer te leggen op de LAA te Vught.
Namens verzoeker is aangegeven dat het schorsingsverzoek van 20 augustus 2010 geen betrekking heeft op de later genomen beslissingen. Dit betekent dat het schorsingsverzoek alleen zal worden beoordeeld ten aanzien van de beslissingen die op 18 augustus
2010 ten aanzien van verzoeker zijn genomen.
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de beslissingen van het hoofd van de inrichting en de Minister slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist. Gelet hierop is slechts de vraag van belang of de beslissingen zodanig onredelijk zijn dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissingen.
De schriftelijke mededeling van de beslissing van het hoofd van de inrichting doet vermoeden dat het hoofd van de inrichting niet alleen heeft besloten tot separatie van verzoeker, maar tevens heeft besloten verzoeker te plaatsen op de LAA te Vught.
Uit
de inlichtingen van het hoofd van de inrichting van 23 augustus 2010 komt echter naar voren dat laatstgenoemde beslissing niet is genomen door het hoofd van de inrichting. Ten aanzien van de beslissing tot separatie is de voorzitter van oordeel dat
deze
beslissing, mede gelet op de inlichtingen van het hoofd van de inrichting, niet zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is deze te schorsen. Het verzoek zal in zoverre worden afgewezen.
Voor wat betreft de beslissing verzoeker op de LAA te plaatsen stelt de voorzitter vast dat aan deze plaatsing in ieder geval een beslissing vooraf moet zijn gegaan, namelijk de beslissing tot overplaatsing van verzoeker van de tbs-inrichting naar een
penitentiaire inrichting. Deze beslissing komt naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet toe aan de selectiefunctionaris. Wie deze beslissing wel genomen heeft, blijkt niet uit de verstrekte informatie.
In hoofdstuk III van de Bvt zijn de bepalingen opgenomen waarin de overplaatsing van ter beschikking gestelden is geregeld. Geen van deze bepalingen voorziet in een overplaatsing van een ter beschikking gestelde naar een penitentiaire inrichting. Ook
artikel 34 van de Bvt, waarin de afzondering en separatie worden geregeld kent geen bepaling die het mogelijk maakt om de separatie buiten de eigen inrichting in een penitentiaire inrichting ten uitvoer te leggen.
Gelet op bovenstaande komt de voorzitter tot het voorlopig oordeel dat de beslissing tot overplaatsing van verzoeker van de tbs-inrichting naar een penitentiaire inrichting evident in strijd is met de Bvt. In het onderhavige geval kan dit echter niet
tot een toewijzing van het verzoek leiden, omdat dit zou resulteren in een terugplaatsing van verzoeker naar het FPC Dr. S. van Mesdag of naar een andere tbs-inrichting in afwachting van het beschikbaar komen van een plaats voor verzoeker in een
longstayvoorziening van de Pompestichting. Gelet op de inlichtingen van het hoofd van de inrichting en de Minister levert verzoekers beheersproblematiek onverantwoord grote veiligheidsrisico’s op waardoor een terugplaatsing niet mogelijk is. De
voorzitter neemt daarbij in aanmerking dat de Minister ernaar streeft om verzoeker spoedig, op 1 september 2010, in de genoemde longstayvoorziening te plaatsen.
Het schorsingsverzoek zal ook op dit punt worden afgewezen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 27 augustus 2010
secretaris voorzitter