nummer: 10/2317/GV
betreft: [klager] datum: 4 oktober 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 30 juli 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij verblijft sinds januari 2010 in een beperkt beveiligde inrichting zonder regimegebonden verlof. Hij is het eens met de voorwaarden die door TR worden gesteld, maar hij komt maar niet verder met zijn
detentiefasering. Hij heeft diverse cursussen gevolgd en afgemaakt. Hem is nimmer rapport aangezegd. De inrichting is erg positief over klager. Hij zou graag in aanmerking komen voor algemeen verlof. Zonodig wil hij het beroep mondeling toelichten.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft beroep in cassatie ingesteld en is derhalve niet onherroepelijk veroordeeld. Het ressortsparket Amsterdam bericht dat klager is veroordeeld ter zake van verkrachting, meermaals mensenhandel, wederrechtelijke vrijheidsberoving en witwassen.
De feiten zijn deels gepleegd in een proeftijd van een eerdere veroordeling voor verkrachting. Aan het advies van het Openbaar Ministerie dient veel gewicht te worden gegeven zolang gedetineerden nog niet onherroepelijk zijn veroordeeld. Gelet op de
feiten waarvoor klager is veroordeeld en de recidive tijdens een proeftijd wegens verkrachting, is de door de inrichting geadviseerde voorwaarde dat klager zich eenmaal tijdens een verlof van 30 uur moet melden bij de politie te vrijblijvend. De
overige
uren valt niet te controleren wat klager doet. Al eerder is gebleken dat klager zich tijdens een proeftijd niet aan afspraken heeft gehouden en dat hij zich wederom heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Gelet hierop wordt het verlenen van
vrijheden in deze fase van zijn detentie niet verantwoord geacht.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Westlinge heeft positief geadviseerd ten aanzien van verlofverlening van 30 uur mits hieraan de voorwaarde wordt verbonden dat klager zich gedurende deze 30 uur eenmaal meldt bij de politie.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Amsterdam heeft aangegeven dat klager is veroordeeld ter zake van verkrachting, meermaals mensenhandel, wederrechtelijke vrijheidsberoving en witwassen. De feiten zijn (deels) gepleegd terwijl hij in een
proeftijd liep van een eerdere veroordeling voor verkrachting. Gezien het reële recidivegevaar en het gevaar voor maatschappelijke onrust en de aard en de ernst van de feiten wordt negatief geadviseerd ter zake van verlofverlening.
De politie heeft geen bezwaar tegen het door klager opgegeven verlofadres.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het aanbod van klager om het beroep mondeling toe te lichten af.
Klager heeft beroep in cassatie aangetekend tegen een veroordeling van het gerechtshof Amsterdam tot vijf jaar gevangenisstraf met aftrek, wegens mensenhandel, meermalen gepleegd, verkrachting, medeplegen van opzettelijke wederrechtelijke
vrijheidsberoving en gewoontewitwassen. De fictieve einddatum is bepaald op 3 juli 2011.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.
Uit het arrest van het gerechtshof van 17 maart 2010 volgt dat klager is veroordeeld voor het zich gedurende een langere periode schuldig maken aan mensenhandel, waarbij hij in ernstige mate fysiek, psychisch en financieel misbruik heeft gemaakt van
vrouwen die zich in een kwetsbare positie bevonden. Voorts is klager veroordeeld voor het van de vrijheid beroven en verkrachten van een van de vrouwen. Uit klagers uittreksel uit het documentatieregister volgt dat hij eerder is veroordeeld voor
verkrachting.
De beroepscommissie is van oordeel dat de ernst van de feiten waarvoor klager is veroordeeld en de ernstige recidive een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag in dit stadium van zijn
detentie rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting,
niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 4 oktober 2010
secretaris voorzitter