Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1349/GB, 30 september 2010, beroep
Uitspraakdatum:30-09-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/1349/GB

Betreft: [klager] datum: 30 september 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.P.M.A. Laeyendecker, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 mei 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw, op 17 september 2010 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de BGG Zoetermeer ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 26 februari 2008 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis/ISD Sittard. Op 24 maart 2010 is hij geplaatst in de BGG Zoetermeer, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Klager is op 20 september 2010 in de gevangenis/ISD
Roermond geplaatst, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft de GRIP-informatie zelf niet gezien, maar zijn raadsvrouw heeft het met hem besproken.
Klager is veroordeeld voor het ombrengen van zijn echtgenote, maar hij heeft dit altijd ontkend. Klagers ex-schoonfamilie zal alles doen om klager het leven zuur te maken. Er hebben al eerder wraakacties plaatsgevonden. Zo is er DNA-materiaal van hem
neergelegd op de plaats delict.
Bij de behandeling van klagers strafzaak zat de publieke tribune vol. Iedereen wist op welke datum de uitspraak zou volgen. Vier dagen voor de uitspraak kwam de GRIP-informatie binnen. Klager heeft om nader onderzoek gevraagd. Het is niet mogelijk dat
er iets bij een celinspectie zou zijn aangetroffen.
De selectiefunctionaris heeft contact gehad met het GRIP en het landelijk parket. Gesteld is dat de verkregen informatie concreet en actueel was. De informatie is telefonisch doorgegeven en was onvoldoende om dergelijke verstrekkende consequenties te
hebben. De telefonische informatie was niet betrouwbaar. Klager vraagt zich af hoe hij zich tegen dit soort telefoontjes kan verdedigen.
Klager zat met medegedetineerde L. op een meerpersoonscel en had gevraagd om op een eenpersoonscel geplaatst te worden. Als hij daadwerkelijk met L. zou hebben willen ontsnappen, zou hij niet om plaatsing op een eenpersoonscel hebben gevraagd.
De terugplaatsing heeft mogelijk gevolgen voor klagers detentiefasering.
Klager wordt binnenkort overgeplaatst naar de gevangenis/ISD Roermond. Hij verzoekt om hem een tegemoetkoming toe te kennen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 4 augustus 2009 is klager in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 jaar. Op 19 maart 2010 is informatie binnengekomen vanuit het GRIP dat klager samen met medegedetineerde Van L. van plan was te ontvluchten en daarbij het gebruik
van geweld niet zou schuwen. Hierop is klager in afzondering gezet in afwachting van overplaatsing. Op grond van het GRIP-rapport is klager op 24 maart 2010 overgeplaatst naar de BGG Zoetermeer.
De vraag of er mogelijk informatie vanuit de schoonfamilie ten nadele van klager de wereld is ingeholpen, is uitgezet bij het GRIP. Aan het GRIP is ‘teruggegeven’ dat het mogelijk om valse informatie van de ex-schoonfamilie zou kunnen gaan. Zowel het
GRIP als de officier van het landelijk parket heeft de selectiefunctionaris telefonisch bevestigd de informatie als actueel, betrouwbaar en concreet te behandelen.
Het feit dat klager geweld niet zal schuwen, maakt hem niet geschikt om in een regime van algehele gemeenschap te verblijven.

4. De beoordeling
4.1. De BGG Zoetermeer is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige
contra-indicaties bestaan. De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers gedrag en mogelijke betrokkenheid bij een ontsnappingspoging waarbij gebruik van geweld niet werd uitgesloten, verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een
contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Door de selectiefunctionaris is klagers stelling dat mogelijkerwijs ex-schoonfamilie valse informatie verstrekt zou hebben expliciet aan het GRIP en de officier van het landelijk parket voorgelegd.

4.4. Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing klager over te plaatsen naar een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Daarbij komt dat klager
op
20 september 2010 weer in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap is geplaatst.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 30 september 2010

secretaris voorzitter

Naar boven