nummer: 10/2216/GM
betreft: [klager] datum: 28 september 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Torentijd te Middelburg,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 22 juli 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 september 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Over-Amstel te Amsterdam is gehoord klager.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Torentijd heeft laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Klagers raadsman mr. M. Kalle is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur gedateerd 1 maart 2010 en toegelicht ter zitting, houdt in dat klager geen medische hulp is geboden en niet de juiste medicatie is verstrekt.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Klager had orale paracetamol gewild en geen zetpillen. Hij ging naar de arbeid en kon niet zomaar naar het spreekuur van de verpleegkundige gaan. Hij wist dat hij koorts had. Hij heeft zijn temperatuur niet kunnen meten, want hij heeft geen thermometer
op cel. Hij gloeide en voelde zich niet lekker.
Klager heeft gevraagd om orale medicatie, maar die is hem niet verstrekt. Hij heeft de hele week briefjes moeten schrijven. Hij heeft toen maar de zetpil versnipperd en ingenomen. Dat werkte licht. Als hij brufen krijgt dan werkt dat perfect.
Hij werd geterroriseerd en gepest door de medische dienst.
Het hoofd van de medische dienst heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, als volgt nader toegelicht. Klager heeft zich niet gemeld op het verpleegkundig spreekuur, ondanks herhaalde verzoeken van de medische dienst om zich
daar te melden. Voor hem gelden dezelfde regels als voor andere gedetineerden.
Als andere gedetineerden andere medicatie krijgen dan zal dit een medische reden hebben en zijn die gedetineerden gezien op het spreekuur en/of bij de inrichtingsarts.
Klager heeft zich niet ziek gemeld, deed aan alle activiteiten mee en ging ook werken. Er is een afspraak met de arbeid die inhoudt dat, als gedetineerden werken, zij tijdens het spreekuur weg mogen van het werk om het spreekuur te bezoeken.
Volgens de inrichtingsarts is rectale paracetamol een goed medicijn tegen griepverschijnselen.
Klager is niet gepest door de medische dienst. Door de directeur en de medisch adviseur is aanbevolen om een persoonlijk gesprek aan te gaan met het hoofd van de medische dienst om conflicten op te lossen. Hij weigert om met het hoofd van de medische
dienst te spreken.
3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat klager geen rectale paracetamol wenste tegen griep-/verkoudheidsverschijnselen en om orale paracetamol heeft verzocht. Vervolgens is hem aangegeven dat hij daarvoor op het (verpleegkundig) spreekuur diende te
verschijnen en klager heeft dit geweigerd.
Door klager is gesteld dat hij geterroriseerd en gepest wordt door de medische dienst. De directeur en de medisch adviseur hebben klager aanbevolen om eventuele conflicten met de medische dienst in een persoonlijk gesprek te bespreken met het hoofd van
de medische dienst. Klager heeft een dergelijk gesprek geweigerd.
De beroepscommissie is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat niet is gebleken dat aan klager geen medische hulp is geboden en/of dat hem geen adequate medicatie is geboden. Het handelen door of namens de inrichtingsarts kan niet kan worden
aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en drs. L.E.M. KLeipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 september 2010
secretaris voorzitter