nummer: 10/1581/GM
betreft: [klager] datum: 28 september 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.F. de Ruijter de Wildt, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Veenhuizen,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 25 mei 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 september 2010, gehouden in de p.i. Over-Amstel te Amsterdam, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.F. de Ruijter de Wildt.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Veenhuizen heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 8 maart 2010, houdt in dat een infectie niet goed is behandeld, waardoor klager diverse lichamelijke klachten heeft gekregen.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd. Na de verwijdering van zijn keelamandelen had klager verwacht dat het beter zou gaan. Hij had echter veel klachten.
’s Avonds had hij veel pijn, ook in zijn oren. Toen een andere inrichtingsarts hem onderzocht, sprak hij over een stafylokokkeninfectie. Klager heeft daarvoor een crème gekregen, maar die hielp niet. Hij heeft de crème zes weken gebruikt.
De inrichtingsarts wil klager niet meer zien. Klager weet niet wat hij moet doen als hij ziek is. Hij verblijft nog steeds in de p.i. Veenhuizen. Als hij toch naar de inrichtingsarts gaat, stuurt ze hem weg.
Voor de pukkels heeft hij vijf à zes weken een lotion gebruikt, maar die helpt niet.
Hij heeft nog steeds last van zijn keel en rode vlekken en puistjes op zijn hoofd, rug, schouders en borst. Hij is niet terug bij de KNO-arts geweest. Vorig jaar is hij viermaal bij de KNO-arts geweest.
De inrichtingsarts heeft als klager haar bezocht wel telkens in zijn keel gekeken. Hij heeft een landkaarttong. Hij heeft ook pijn aan zijn tong en moeite met eten, drinken en als hij veel praat. Hij rookt niet.
Klager heeft heel veel pijn, maar de inrichtingsarts zegt dat het psychosomatisch is. Verwezen wordt naar het rapport van de medisch adviseur van de raadsman. Het laboratorium dat het bloedonderzoek heeft verricht, heeft geadviseerd om de test met
tussenpozen van een maand te herhalen. Dit is niet gebeurd. De medisch adviseur van de raadsman heeft geadviseerd om klager door te verwijzen naar de KNO-arts voor nader onderzoek, maar dit wil de inrichtingsarts niet. Klager heeft een lange
voorgeschiedenis voor wat betreft keelklachten. Doorverwijzing naar een specialist is geïndiceerd.
De houding van de inrichtingsarts is weinig professioneel. Het enkel stellen dat klagers klachten psychosomatisch zijn en het vervolgens voortdurend negeren van zijn klachten, is niet professioneel. Er zijn vergelijkbare klachten over de
inrichtingsarts
van de p.i. Veenhuizen.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Zij heeft niet geweigerd om klager door te verwijzen naar de KNO-arts, maar vond doorverwijzing op dat moment niet nodig, omdat zij geen afwijkende bevindingen had. Uit de correspondentie van de KNO-arts volgt dat er bij klager geen postoperatieve
complicaties zijn gevonden.
Klager is bij de medische dienst en in het PMO bekend vanwege een forse somatisatiestoornis. Hij is gefixeerd op het ondergaan van allerlei onderzoeken die volgens de standaarden NHG niet zijn aangewezen.
Overigens is een stafylokok een commensale bacterie.
Het maandelijks herhalen van bloedonderzoek betrof de SOA-screening, maar omdat er geen enkele verdenking is/was voor hepatitis C hoeft hier geen verdere aandacht aan te worden besteed. Verwezen wordt naar de brief van de dermatoloog.
3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat uit de medische gegevens en de behandeling ter zitting niet is gebleken dat klager doorverwezen had moeten worden naar de KNO-arts. Onderzoek bij de KNO-arts had kort tevoren plaatsgevonden en er was geen indicatie
voor
een tweede bezoek aan de KNO-arts. Voorts is ook niet gebleken dat klagers andere medische klachten niet op een adequate wijze bejegend zouden zijn.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.
Wat overigens de beroepscommissie zorgen baart, is de wijze waarop de communicatie tussen de inrichtingsarts en klager lijkt te verlopen, de wijze van bejegenen van klager en klagers opmerking dat hij wordt weggestuurd als hij zich tot de
inrichtingsarts wendt. Weliswaar ziet het medisch klachtrecht als vermeld in de Pm niet op de bejegening door de inrichtingsarts, maar het lijkt de beroepscommissie van belang om tijd en aandacht aan klagers medische klachten te (blijven) besteden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en drs. L.E.M. KLeipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 september 2010
secretaris voorzitter