Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1557/GB, 27 september 2010, beroep
Uitspraakdatum:27-09-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/1557/GB

Betreft: [klager] datum: 27 september 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 mei 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) te Veenhuizen afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 24 november 2009 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis Ter Apel, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager is voorafgaand aan het overplaatsingsverzoek betrapt bij de invoer van hasj. Hiervoor is hij disciplinair gestraft. Hem is daarbij niet verteld dat dit gevolgen kon hebben voor zijn detentiefasering. Klager vindt dat dit hem wel verteld had
moeten worden. Gelet daarop mocht zijn verzoek nu niet worden afgewezen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is tijdens zijn verblijf in de gevangenis Ter Apel meerdere keren gesanctioneerd voor het gebruik van softdrugs. Daarnaast is hij op 27 april 2010 gesanctioneerd voor de invoer van 1,7 gram hasj. Gelet daarop is besloten om het
overplaatsingsverzoek af te wijzen. Het argument dat hem bij die laatste disciplinaire straf niet is medegedeeld dat dit consequenties kon hebben voor zijn doorfasering snijdt geen hout. Klager weet dat het gebruik van verdovende middelen in de
inrichting verboden is. Hij blijkt niet in staat zich aan de in de inrichting geldende regels te houden. Daarnaast geldt dat klager eerder meerdere keren gedetineerd is geweest en aannemelijk wordt geacht dat klager op de hoogte moet zijn geweest van
het feit dat herhaald drugsgebruik en invoer daarvan tot gevolg kan hebben dat er onvoldoende vertrouwen bestaat in een plaatsing in een b.b.i.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Voldoende aannemelijk is dat klager op 12 maart 2010 en op 22 april 2010 is gesanctioneerd voor het gebruik van softdrugs en dat hij daarnaast disciplinair is gestraft voor de invoer van softdrugs op 27 april 2010. Dat laatste feit wordt door
klager erkend. De beroepscommissie volgt klager niet in zijn stelling dat hij gewaarschuwd had moeten worden dat de invoer van contrabande een contra-indicatie kon opleveren voor plaatsing in een b.b.i. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en omstandigheden, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 27 september 2010

secretaris voorzitter

Naar boven