nummer: 10/2237/GV
betreft: [klager] datum: 23 september 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 22 juli 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager is verbaasd dat de kans op slachtofferconfrontatie groot wordt geacht. Klager heeft niet dezelfde contactenkring als het slachtoffer. Klager betreurt het ontzettend wat het slachtoffer overkomen is en heeft geen intentie om confrontatie met het
slachtoffer aan te gaan. Klager basketbalt al jaren buiten de omgeving van Amsterdam. Hij speelde als laatst in Nijmegen. Verlof is voor klager de mogelijkheid om een goede start te maken. Hij heeft buiten Amsterdam een verlofadres. Het hele gebeuren
heeft ook op klager een grote impact gehad. Klager wil het absoluut niet nog een keer meemaken. Verlof is erg belangrijk voor hem om zijn terugkeer in de samenleving een kans van slagen te geven. Maar een beperkt aantal zaken zijn vanuit de inrichting
telefonisch te regelen. Voor het maken van afspraken rond het rentree van professioneel basketballen is persoonlijk contact heel belangrijk. Mensen willen nu eenmaal graag zien met wie ze in zee gaan. Tenslotte acht klager de kans dat het slachtoffer
zich in deze periode in Nederland bevindt klein.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De Minister is tot deze afwijzing gekomen omdat de inrichting, het Openbaar Ministerie (OM) en de politie Amsterdam-Amstelland ernstig bezwaar maken tegen verlof. De directeur van de gevangenis Nieuwegein verwijst daarbij vooral naar de adviezen van
het
OM en de politie Amsterdam-Amstelland. Het OM en de politie Amsterdam-Amstelland geven in hun advies aan dat er een groot risico is op slachtofferconfrontatie en zij vrezen dan ook problemen bij verloftoekenning op het opgegeven verlofadres. De
Minister
acht gezien de kennissenkring van klager en slachtoffer de vrees van het OM en de politie Amsterdam-Amstelland gerechtvaardigd. De Minister meent dat verlof wellicht tot de mogelijkheden behoort maar dat dit verlof moet plaatsvinden op een ander adres.
Dit adres dient op geruime afstand te liggen van de plaats delict, adres van het slachtoffer en kennissenkring van klager. Bij het door klager in beroep nieuw aangegeven verlofadres is dat niet het geval. De afstand naar dit adres is te gering. Slechts
bij opgave van een ander adres dat ver gelegen is van de plaats delict zijn er mogelijkheden voor goed verloop van verlof.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Nieuwegein heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het OM heeft bezwaar tegen verlofverlening, er bestaat een reëel recidivegevaar en er is kans op ongewenste slachtofferconfrontatie met slachtoffers. Klager heeft voor zijn jeugdige leeftijd al een fors strafblad op het gebied van vermogens- en
geweldsmisdrijven. Bovendien is het feit waarvoor klager thans gedetineerd is binnen twee proeftijden gepleegd. Het slachtoffer was een vriend die klager moedwillig samen met anderen heeft beroofd.
De politie Amsterdam-Amstelland heeft bezwaar tegen verlofverlening. De zaak is dermate ernstig dat het voor het slachtoffer en de maatschappij ongepast is klager nu al vrijheden toe te staan, dit zal aantasting van het rechtsgevoel opleveren bij het
slachtoffer. Klager en slachtoffer hebben veelal dezelfde persoonlijke contacten waardoor zeer snel bekend zal worden dat klager op vrije voeten is. In aanmerking genomen moet worden dat uit een te vroege versoepeling van het regime zeer gemakkelijk
negatieve publiciteit voor het OM kan voortvloeien. Klager liep nog in een proefperiode waardoor versoepeling van het regime een verkeerd signaal is.
3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk, wegens het plegen van diefstal met geweld. Klagers fictieve einddatum valt op of omstreeks 26 juni 2011.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Voorop dient te worden gesteld dat bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen het individuele belang van de aanvrager van dat verlof en de algemene belangen van (onder meer) orde, rust en
veiligheid in de samenleving. Confrontatie met het slachtoffer van een delict is een van die (in de wet vastgelegde) algemene belangen. Indien een verlofaanvraag wordt afgewezen op grond van dat gevaar, is het – in het kader van een zorgvuldige
belangenafweging – van belang dat dit gevaar nader feitelijk wordt onderbouwd. Zo zal de omstandigheid dat het slachtoffer en de aanvrager van het verlof in dezelfde woonplaats wonen, de afstand tussen het verlofadres en de verblijfplaats van het
slachtoffer, de omvang van die woonplaats en feitelijke pleegplaats van het delict daarbij een rol spelen. Nu een dergelijke onderbouwing ontbreekt in de bestreden beslissing, is onvoldoende aannemelijk geworden dat dit – op zich ongewenste –
confrontatiegevaar niet kan worden ondervangen door bijvoorbeeld het, in het kader van – bijvoorbeeld – een bijzondere voorwaarde, opleggen van een contactverbod voor klager met het slachtoffer. Dit maakt dat de bestreden beslissing van de Minister
onvoldoende zorgvuldig is genomen. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard, de bestreden beslissing zal worden vernietigd en aan de Minister zal worden opgedragen om binnen twee weken na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing te
nemen, met inachtneming van deze uitspraak.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 23 september 2010
secretaris voorzitter