Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1912/GB, 10 september 2010, beroep
Uitspraakdatum:10-09-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/1912/GB

Betreft: [klager] datum: 10 september 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Michels, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 juli 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een andere gevangenis afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 26 april 2008 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis Alphen aan den Rijn.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep, kort weergegeven, als volgt toegelicht.
Klager had meerdere redenen om te verzoeken om overplaatsing. Overplaatsing naar Nieuwegein zou het contact met zijn raadsman bevorderen en de reistijd voor zijn familieleden beperken. Verder is er een geschil omtrent plaatsing op een meerpersoonscel
gerezen tussen de directeur van de inrichting en klager.
In de beslissing van de selectiefunctionaris wordt louter gemotiveerd gereageerd op de problematiek rondom de plaatsing op de meerpersoonscel, terwijl klager meerdere redenen aan zijn verzoek ten grondslag had gelegd. De beslissing is dan ook
ontoereikend gemotiveerd.
Klager had in het recente detentieverleden een contra-indicatie voor plaatsing op een meerpersoonscel. Kennelijk is het standpunt van de directeur dat een dergelijke contra-indicatie slechts geldt voor de inrichting waar deze is gesteld. Daar
observaties binnen de gevangenis Alphen aan den Rijn geen argumenten opleverden voor een contra-indicatie, oordeelde de directeur klager geschikt voor plaatsing op een meerpersoonscel. Klager heeft hier aanvankelijk tegen geageerd, maar daarin later
moeten berusten. Klager werd op de meerpersoonscel echter ernstig bedreigd door een medegedetineerde. Hiervoor was volgens de directeur echter geen bewijs. De bedreigingen waren van dien aard en ernst dat klager aangaf van de meerpersoonscel af te
willen. Daarop volgde een hernieuwde plaatsing in afzondering.
Meest opvallend is dat klager niet dan wel te laat in de gelegenheid werd gesteld met de inrichtingspsycholoog van gedachten te wisselen. Overigens stelt klagers raadsman dat een onderzoek door de inrichtingspsycholoog noodzakelijk is om de eventuele
geschiktheid van de plaatsing op een meerpersoonscel te heroverwegen.
De situatie duurt nu al weken voort. Om de impasse te doorbreken heeft klager aangegeven te willen worden overgeplaatst. Een redelijk verzoek gezien het feit dat klager elders nooit problemen heeft ervaren. Het breken van klager door hem ongekend lang
in afzondering te laten verblijven, lijkt geen oplossing die breed gedragen kan worden.
Klager verzoekt in de gelegenheid te worden gesteld een mondelinge toelichting te geven.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager wil niet op een meerpersoonscel verblijven. Dit leverde hem meerdere periodes van afzondering op maar klager blijft zich verzetten. De beslissing klager niet over te plaatsen is gelegen in het feit dat het niet geplaatst kunnen worden op een
meerpersoonscel beoordeeld wordt door een gedragsdeskundige, in dit geval de inrichtingspsycholoog. Deze kwam tot het oordeel dat klager zonder problemen op een meerpersoonscel kan zitten. Klager is het hier niet mee eens en wenst overplaatsing omdat
hij denkt elders wel mogelijkheden te krijgen. De selectiefunctionaris heeft getracht duidelijk te maken dat ook elders de gedragsdeskundige adviseert betreffende plaatsing en dat hij dus ook elders kan rekenen op plaatsing in afzondering als hij niet
mee wil werken.
Vermeldenswaardig is dat klager op dit moment in de gevangenis Alphen aan den Rijn op een enkele cel is geplaatst. De leiding vond voortduring van de afzondering geen goede zaak. Klager is nu tevreden gesteld maar geeft aan alsnog weg te willen. Hem is
aangegeven dat hij daarmee het risico loopt opnieuw tegen problemen aan te lopen. Klager geeft aan toch weg te willen en zelf te ondervinden of dit juist is. Alles overziende komt de selectiefunctionaris tot het oordeel dat klager tracht zijn eigen zin
door te drijven en dat hij daarin te ver gaat.

4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af.

4.2. In het beroepschrift wordt aangegeven dat klager meerdere redenen had voor zijn verzoek om overplaatsing. Nu hier echter in het selectieadvies - waarvan klager op de hoogte is gesteld en waarmee hij akkoord is - niets over naar voren komt, kan
van de selectiefunctionaris niet worden verwacht dat hij deze hem onbekende redenen meeneemt in zijn beslissing. Bovendien worden de door klagers raadsman in beroep genoemde redenen op geen enkele wijze onderbouwd. Deze redenen en het dientengevolge
veronderstelde motiveringsgebrek zullen dan ook niet kunnen leiden tot een gegrondverklaring van het beroep.

4.3. Voor het overige overweegt de beroepscommissie het volgende. Klager verzoekt om overplaatsing wegens het feit dat hij in de gevangenis Alphen aan den Rijn werd geplaatst (althans ingedeeld) op een meerpersoonscel en hier geen contra-indicatie
voor kreeg. Plaatsing op een meerpersoonscel is echter in iedere inrichting het uitgangspunt. Overplaatsing zal dus in beginsel niet leiden tot hetgeen klager met zijn overplaatsing beoogt, namelijk plaatsing op een eenpersoonscel. In geval van een
contra-indicatie kan van dit plaatsingsbeleid worden afgeweken. Dit betreft echter een interne aangelegenheid. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen
dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 10 september 2010

secretaris voorzitter

Naar boven