Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2327/GV, 24 augustus 2010, beroep
Uitspraakdatum:24-08-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2107/GV

betreft: [klager] datum: 24 augustus 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. Bakker, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 juli 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. H. Bakker, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager betwist dat de incidenten die ten grondslag hebben gelegen aan de rapportages, gezamenlijk noch afzonderlijk, van dien aard zijn dat verlof hiermee maatschappelijk onaanvaardbaar zou zijn. Klager
is van mening dat het verlof ongestoord zal verlopen en is van zins daar alles voor in het werk te stellen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De Minister verwijst naar enkele rapportages in de periode van 10 januari tot 9 juli 2010. Gelet op deze rapportages neemt klager het niet zo nauw met de regels, waardoor er geen
enkele
aanleiding is te geloven dat klager dat tijdens verlof wel zal doen. Klager laat in een gestructureerde omgeving zien, dat hij veel moeite heeft met regels. De Minister heeft geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof en daarmee is verlof
momenteel maatschappelijk onaanvaardbaar.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Lelystad heeft gematigd positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het Openbaar Ministerie en de politie hebben geen bezwaar tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens bedreiging en diefstal met geweld. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 35 dagen en 19 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke
handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan. De einddatum van zijn detentie is op of omstreeks 24 november 2010.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit het inrichtingsadvies komt naar voren dat klager in de periode van zes maanden 15 maal is gerapporteerd voor slecht gedrag in de inrichting. De meldingen betreffen onder meer de vondst van drugs en een onbeschofte houding van klager tegenover het
personeel. Tevens hebben medegedetineerden aangegeven door klager bedreigd te worden. De inrichting adviseert gematigd positief. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat
deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en d van de
Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 24 augustus 2010

secretaris voorzitter

Naar boven