Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0719/TA, 28 september 2010, beroep
Uitspraakdatum:28-09-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/719/TA

betreft: [klager] datum: 28 september 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van het bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 maart 2010 van de beklagcommissie bij de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting te Nijmegen, hier te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 juni 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam-Overamstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.I.B. Hoffman, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...],
juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep van belang
Het beklag betreft:
a. separatie ingaande op 14 oktober 2009;
b. weigering telefonisch contact met klagers moeder op 18 oktober 2009;
c. afzondering ingaande op 23 oktober 2009;
d. verlenging van c. ingaande op 16 december 2009;
e. weigering medicatie;
f. weigering andere behandelaar en
g. weigering bezoek ingaande op 2 januari 2010 tot uiterlijk 9 januari 2010.

De beklagcommissie heeft klager ten aanzien van het beklag vermeld onder e en f niet-ontvankelijk verklaard en het beklag vermeld onder a, b, c, d en g ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is gepersisteerd bij het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt en is het volgende aan het standpunt toegevoegd.
Met betrekking tot a, c en d:
De beslissingen zijn onbevoegd genomen en de hoorplicht is geschonden. Ook al staat in de beschikkingen vermeld dat klager wel is gehoord, dan is dat niet juist. Ten aanzien van d was er geen machtiging tot verlenging.
Met betrekking tot b:
Klager mag eenmaal per week tien minuten bellen. Het was zondag, de laatste dag van de week, en toch mocht hij, omdat hij gesepareerd was, niet met zijn moeder bellen.
Met betrekking tot f:
Klager heeft recht op een (andere) behandelaar, in wie hij wel vertrouwen kan hebben. Hij wil overgeplaatst worden naar een andere inrichting.
Met betrekking tot g:
Klager is ten aanzien van de weigering van bezoek niet gehoord. De bezoeker stond op de bezoekerslijst van 2008. Volgens het personeel diende de bezoeker opnieuw gescreend te worden.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep gepersisteerd bij het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt en is het volgende toegevoegd.
Met betrekking tot a, c en d:
De beslissingen zijn bevoegd genomen door het hoofd van dienst. Klager is ter zake gehoord. De verlenging was noodzakelijk.
Met betrekking tot b:
Klager was gesepareerd en het recht op telefoneren is hem geboden overeenkomstig artikel 3, derde lid, Regeling rechten tijdens afzondering en separatie. Klager heeft de volgende dag met zijn moeder mogen bellen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van de onderdelen a, b, c, d en g:
Door klager is gesteld dat de beslissingen niet bevoegd zijn genomen en/of de hoorplicht niet in acht is genomen en/of een machtiging tot verlenging ontbrak.

Uit artikel 7, vierde lid, onder b, Bvt volgt dat een beslissing tot separatie is voorbehouden aan het hoofd van de inrichting of diens plaatsvervanger. Uit het bij de stukken gevoegde protocol (plaatsvervangend) hoofd van de inrichting blijkt dat het
hoofd van dienst dat de beslissingen heeft genomen, formeel is aangewezen als plaatsvervanger van het hoofd van de inrichting. Derhalve is de beroepscommissie van oordeel dat geen sprake is van onbevoegd genomen beslissingen. Voorts is niet gebleken
dat
de hoorplicht niet in acht genomen zou zijn of dat een machtiging zou ontbreken. De beroepscommissie acht het beroep en het beklag formeel ongegrond.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie dat gelet op klagers weigering van medicatie, diens dreigende gedrag richting personeel en de omstandigheid dat de separatie is opgeheven en omgezet in afzondering in de eigen verblijfsruimte zodra klagers
gedrag verbeterde, de bestreden beslissingen niet als onredelijk of onbillijk of disproportioneel kunnen worden aangemerkt. Zij zal in zoverre het beroep en het beklag van klager ook materieel ongegrond verklaren.

Ten aanzien van de onderdelen e en f kan hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak
van de beklagcommissie zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. E.J. Hofstee, voorzitter, drs. J.R. van Veldhuizen en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 september 2010

secretaris voorzitter

Naar boven