nummer: 10/1271/TA
betreft: [klager] datum: 28 september 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen de uitspraak van 21 april 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij het forensisch psychiatrisch centrum De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting, waarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagrechter heeft een tegemoetkoming van € 10,= toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de oplegging van een ordemaatregel van afdelingsarrest, dat is ingegaan op 20 november 2009 en geëindigd op 2 december 2009.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft aangevoerd dat hij de toegekende tegemoetkoming te laag vindt.
Het hoofd van de inrichting heeft daarop als volgt gereageerd.
Het beroepschrift is rijkelijk laat ingesteld. De uitspraak is op 30 maart 2010 per post naar klager verzonden en het beroep gedateerd 26 april 2010 is op 4 mei 2010 op het secretariaat van de Raad ontvangen. Niet voldaan wordt aan de in de wet
gestelde
termijn van zeven dagen en voorts blijkt niet dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Voorts heeft klager de gronden van het beroep niet meegedeeld. Verwezen wordt naar 04/3050/TA van 27 januari 2005.
Verzocht wordt om klager niet-ontvankelijk in het beroep te verklaren.
Subsidiair wordt aangevoerd dat een tegemoetkoming van € 10,= niet onredelijk is. Verzocht wordt om indien klager wordt ontvangen in het beroep, het beroep ongegrond te verklaren.
3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat, anders dan namens de inrichting is betoogd, klager geen beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak die hem op 30 maart 2010 is toegezonden, maar tegen de uitspraak van 21 april 2010, waarbij hem een tegemoetkoming van
€
10,= is toegekend. Volgens het stempel op de uitspraak zou deze aan hem zijn verzonden op 20 april 2010, hetgeen niet correspondeert met de datum van uitspraak: 21 april 2010.
De beroepscommissie gaat ervan uit dat de uitspraak aan klager is verzonden op 21 april 2010 of op een latere datum.
Klagers beroepschrift is gedateerd 26 april 2010 en ontvangen op het secretariaat van de Raad op 4 mei 2010. Het poststempel op klagers envelop is niet goed leesbaar. Daarbij komt dat er enkele dagen kunnen liggen tussen de ontvangst op het
postbusnummer, het doorsturen naar de Raad en de ontvangst op het secretariaat van de Raad.
Gelet op het bovenstaande zal de beroepscommissie klager het voordeel van de twijfel geven en kan het namens de inrichting gestelde niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van klager in het beroep.
Door het hoofd van de inrichting is voorts gesteld dat de gronden voor klagers beroep ontbreken.
De beroepscommissie overweegt dat klager beroep heeft ingesteld tegen een uitspraak waarbij hem een tegemoetkoming van € 10,= is toegekend in verband met de gegrondverklaring van zijn beklag tegen een beslissing om hem afdelingsarrest op te leggen van
20 november 2009 tot 2 december 2009 en dat klager heeft aangevoerd dat hij deze tegemoetkoming te laag vindt.
De beroepscommissie acht de redenen voor het instellen van het beroep voldoende duidelijk en zal klager ontvangen in het beroep.
De beroepscommissie overweegt dat de beklagcommissie het beklag gegrond heeft verklaard, omdat de oplegging van de ordemaatregel formeel niet op de juiste wijze is geschied en tevens omdat zij van oordeel was dat het hoofd van de inrichting niet in
redelijkheid en billijkheid had kunnen beslissen tot het opleggen van het afdelingsarrest in het belang van de orde en de veiligheid.
Dit betreft derhalve een formele en materiële gegrondverklaring van het beklag. Om die reden is de aan klager toegekende tegemoetkoming van € 10,= met betrekking tot het ten onrechte opgelegde afdelingsarrest voor de duur van twaalf dagen niet juist.
Aansluitend bij eerdere uitspraken van de beroepscommissie, onder meer 09/2201/TA d.d. 3 december 2009 en 09/1370/TA, d.d. 12 november 2009, zal zij het beroep van klager gegrond verklaren en een hogere tegemoetkoming vaststellen, namelijk € 48,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 48,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. A.M. van Woensel en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 september 2010
secretaris voorzitter