Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1207/GA, 17 september 2010, beroep
Uitspraakdatum:17-09-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1207/GA

betreft: [klager] datum: 17 september 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J. Welvering, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 april 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de kosten van televisiegebruik.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Toen klager in de p.i. Hoogeveen is geplaatst, heeft hij een televisietoestel gehuurd. In verband hiermee diende hij € 3,= per week te betalen. Klager
heeft daarop bij een p.i.w.-er navraag gedaan of hij, indien hij zelf een televisie zou aanschaffen, huur- of aansluitingskosten zou moeten betalen. Hierop is ontkennend geantwoord.
De unit-directeur beroept zich op een circulaire van 8 oktober 2009 en stelt dat hieruit naar voren komt dat er ten aanzien van de kosten geen onderscheid wordt gemaakt tussen het gebruiken van een eigen televisie en een door de inrichting ter
beschikking gestelde televisie, aangezien het gaat om de aansluitkosten. Eén en ander zou in het huisreglement zijn vastgelegd. Klager geeft echter aan dat dit niet het geval is. Voorts geeft klager aan dat de gedeco niet op de hoogte was van de inhoud
van deze circulaire.
Klager mocht derhalve uitgaan van de mededeling dat hij bij het gebruik van een eigen televisie geen kosten verschuldigd zou zijn. Gelet op de inhoud van de uitspraak van de beklagcommissie staat overigens vast dat aan klager foutieve informatie is
verstrekt. De beklagcommissie stelt echter ten onrechte dat de directeur niet verantwoordelijk is voor de verstrekking van die informatie. Dergelijke mededelingen worden gedaan op basis van de gedelegeerde bevoegdheid die p.i.w.-ers van de directeur
hebben gekregen. Het beklag is dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Nadat het beklag bij de p.i. bekend is geworden, zijn er geen afschrijvingen van de kosten meer verricht. Daaruit maakt klager op dat de p.i. zijn beklag in feite gegrond acht. Namens klager wordt verzocht om de ten onrechte betaalde kosten voor het
gebruik van zijn eigen televisie aan hem terug te betalen. Er wordt derhalve een bedrag van € 15,= gevorderd.

De directeur heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Naar mening van de directeur is de beklagcommissie op juiste gronden tot de gedane uitspraak gekomen. Verder geeft zij aan dat uit het door haar bijgevoegde
mutatieoverzicht van klagers rekening-courant blijkt dat wekelijkse afschrijvingen tot de overplaatsing van klager gewoon hebben plaatsgevonden.

Namens klager wordt als reactie hierop aangegeven dat uit het mutatieoverzicht juist blijkt dat laatstelijk op 27 november 2009 een afschrijving heeft plaatsgevonden, daar waar klager op 17 december 2009 is overgeplaatst.

3. De beoordeling
Het beklag betreft de afschrijving van klagers inrichtingsrekening-courant van geldbedragen in verband met de kosten voor het gebruik van een televisieaansluiting. Nu dit een beslissing namens de directeur jegens klager is, kan klager in zijn beklag
worden ontvangen.

Klager stelt dat hij voorafgaand aan de aanschaf van een eigen televisie inlichtingen heeft ingewonnen bij p.i.w.-ers en dat hem te kennen is gegeven dat het voordeliger was over een eigen televisie te beschikken. Dat dergelijke inlichtingen door
p.i.w.-ers zijn gegeven is van de kant van de directie niet weersproken en het feit dat klager vervolgens een televisie heeft aangeschaft kan worden gezien als een indicatie dat die inlichtingen zijn gegeven. Dat betekent dat klager, nu zowel bij een
huurtelevisie als bij een eigen televisie volgens de huisregels kosten in rekening worden gebracht, is afgegaan op onjuiste informatie. Gelet hierop is de beslissing tot afschrijving van geldbedragen bij afweging van alle in aanmerking komende belangen
en omstandigheden onredelijk. Het beklag zal dan ook alsnog gegrond worden verklaard en de bestreden beslissingen tot afschrijving die plaatsvonden nadat klager op 16 oktober 2010 de huur had opgezegd zullen worden vernietigd. Het gaat hier om een
vijftal afschrijvingen, namelijk de beslissing van afschrijving van € 3,= voor “Huur TV 01.11.2009 - 08.11.2009” d.d. 30 oktober 2009, de beslissing van afschrijving van € 3,= voor “Huur TV 09.11.2009 - 15.11.2009” d.d. 6 november 2009, de beslissing
van afschrijving van € 3,= voor “Huur TV 16.11.2009 - 22.11.2009” d.d. 13 november 2009, de beslissing van afschrijving van € 3,= voor “Huur TV 23.11.2009 - 29.11.2009” d.d. 27 november 2009 en de beslissing van afschrijving van € 3,= voor “Huur TV
30.11.2009 - 06.12.2009” d.d. 27 november 2009.

Dat gedurende enkele weken na het instellen van beklag geen kosten voor het gebruik van de televisieaansluiting zijn afgeschreven kan hier verder buiten beschouwing blijven, omdat klager daardoor niet in enig belang is geschaad.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij vernietigt de concrete beslissingen tot afschrijving.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 17 september 2010

secretaris voorzitter

Naar boven