nummer: 10/1095/GA
betreft: [klager] datum: 16 september 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Noordsingel te Rotterdam,
gericht tegen een uitspraak van 2 april 2010 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 augustus 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde locatie, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het in de verblijfsruimte aantreffen van meer lakens dan is toegestaan.
De beklagcommissie heeft het beklag in zoverre gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De originele mededeling van de opgelegde disciplinaire straf moet worden opgevraagd bij het centraal archief. Het systeem geeft uitdraaien van de eerder genomen beslissingen. Klager is indertijd gehoord door de directeur en de directeur heeft hem toen
de onderhavige disciplinaire straf opgelegd. Vervolgens is de mededeling uitgeprint uit het systeem en ondertekend door het afdelingshoofd. Daarna is de mededeling aan klager uitgereikt. De directeur gaat er vanuit dat die mededeling nog dezelfde dag,
de dag waarop hij is gehoord, aan klager is uitgereikt. In de inrichting wordt volgens een vaste procedure gewerkt. Het afdelingshoofd tekent daarbij namens de directeur de mededeling. Gelet op een en ander is de betreffende mededeling onverwijld
uitgereikt. De uitspraak van de beklagcommissie zou daarom moeten worden vernietigd.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Noch uit hetgeen door de directeur ter zitting naar voren is gebracht, noch uit het zich bij de stukken bevindende afschrift van de mededeling van de oplegging van de onderhavige disciplinaire straf wordt voldoende aannemelijk dat die disciplinaire
straf is opgelegd door de directeur, zulks terwijl alleen de directeur bevoegd is tot een dergelijke strafoplegging. Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat die mededeling, als bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de Pbw, onverwijld aan klager is
uitgereikt. De directeur had een en ander aannemelijk kunnen maken door overlegging van een door de directeur getekend afschrift van de betreffende mededeling, waarop tevens het moment van uitreiken staat vermeld. Nu de directeur een dergelijk
afschrift
niet ter zitting heeft kunnen overleggen, zal het beroep van de directeur ongegrond worden verklaard en zal de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van gronden, worden bevestigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. dr. H.K. Fernandez Mendes en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 september 2010
secretaris voorzitter