Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0295/GA, 10 september 2010, beroep
Uitspraakdatum:10-09-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/295/GA

betreft: [klager] datum: 10 september 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Swart, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 januari 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Zwaag te Hoorn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 april 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord met bijstand van een tolk in de Servo-Kroatische taal, klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N. Swart, en [...], juridisch
medewerkster bij de locatie Zwaag.

De beroepscommissie heeft de zaak voorgelegd aan huisarts en plaatsvervangend lid van de Raad, mevrouw drs. M.F. van Brederode-Zwart. Klagers raadsvrouw en de directeur van de locatie Zwaag zijn per brief van 30 juli 2010 in de gelegenheid gesteld te
reageren op de bevindingen van mevrouw Van Brederode-Zwart.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde - betreft de toepassing van disproportioneel geweld door het inrichtingspersoneel bij klagers overbrenging naar de strafcel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is op 1 november 2009 overgebracht naar de strafcel. De overbrenging heeft zeer hardhandig plaatsgevonden. Klager werd gesommeerd om op
de grond te liggen. Vervolgens werden zijn benen en armen hardhandig naar achteren geklapt. Klager werd daarbij tegen zijn lies geschopt. Ten gevolge van dit geweld heeft klager verwondingen opgelopen. Hij had een grote bloeduitstorting in de lies, die
gedurende twee weken erg pijnlijk was en pas na geruime tijd was genezen. Klagers raadsvrouw heeft op 11 november 2009 een foto van de liesstreek gemaakt. In het medische dossier wordt melding gemaakt van het hematoom. Het geweld dat bij de plaatsing
in
de strafcel werd toegepast was niet nodig en ook niet op zijn plaats. Klager werkte immers gewoon mee. Het personeel had klager rustiger kunnen aanpakken en hem kunnen vragen om de benen op een bepaalde wijze neer te leggen, in plaats van deze uit
elkaar te schoppen, te kruisen en naar achteren te trekken. Klager acht het onwaarschijnlijk dat een dergelijke grote bloeduitstorting ook was ontstaan wanneer het personeel rustiger met hem waren omgegaan. Het kan derhalve niet anders zijn dan dat het
personeel te hardhandig met klager is omgegaan.
De klacht is alleen gericht tegen het toepassen van disproportioneel geweld door het personeel. Klager heeft veel pijn gehad. Later zag hij blauwe plekken in de liesstreek. Klager is naar de inrichtingsarts gegaan, maar er was niets aan de hand. Later
is de plek groter geworden. Klager heeft ook een klacht ingediend tegen de verpleegkundigen. Klager moest op zijn buik gaan liggen. Hij is aan de binnenkant van zijn rechterbeen geschopt. Klager verbetert later zichzelf en zegt dat hij tegen zijn
linkerbeen is geschopt. Klager heeft direct aangegeven pijn te hebben. Klager heeft enkele mensen uit Srebrenica herkend. Het waren bewakers die hem probeerden te vernietigen. Klager is op 18 juni 2009 geopereerd aan zijn liesstreek. Na de liesoperatie
hebben zich geen incidenten voorgedaan.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager stelt in eerste instantie dat hij tegen zijn rechterbeen is geschopt. De bloeduitstorting is echter aan het linkerbeen. Verder
constateert
de medische dienst op 4 november 2009 alleen een verdikking en geen verkleuring. De directeur concludeert hieruit dat de bloeduitstorting niet tijdens de strafcelplaatsing heeft plaatsgevonden. Er vindt geen overdracht van medische gegevens over de
operatie plaats aan het personeel.

3. De beoordeling
De beroepscommissie gaat voor de beoordeling van het beroep uit van de volgende feiten:
a. klager is op 18 juni 2009 geopereerd in de liesstreek.
b. op 1 november 2009 is klager met behulp van het interne bijstandsteam (IBT) overgeplaatst naar de strafcel.
c. uit het rapport van de commandant van de IBT van 1 november 2009 komt naar voren dat er geweldshandelingen zijn verricht in de vorm van het boeien van klager. Verder wordt gemeld dat klager heeft meegewerkt aan zijn overplaatsing.
d. klager stelt dat sprake is geweest van buitenproportioneel geweld. Klager moest op de grond gaan liggen op zijn buik, waarbij volgens klager onder andere door het personeel is geschopt tegen de binnenkant van zijn linkerbovenbeen.
e. uit het medisch dossier komt naar voren dat klager op 4 november 2009 is gezien door een verpleegkundige van de medische dienst. Klager meldt dat hij bij het oppakken van het IBT stevig is beetgepakt. Klager heeft pijn in de linkerlies. Deze is
opgezet en niet blauw. Op 5 november 2009 wordt klager wederom gezien door de medische dienst. Klager meldt dat zijn beide benen naar achteren zijn getrokken. Daardoor heeft hij veel pijn in beide liezen. De medische dienst constateert een fors
hematoom
in de linkerlies op de plek waar een litteken van een operatie zit. Het hematoom is ontstaan na worsteling met bewakers.
f. op 11 november 2009 heeft de raadsvrouw van klager een foto gemaakt van de bloeduitstorting aan het linkerbeen van klager. Op de foto is een grote donkergekleurde plek zichtbaar op het linkerbovenbeen.
g. de door de beroepscommissie geraadpleegde huisarts, tevens plaatsvervangend lid van de Raad, constateert op de foto een litteken van een varicesoperatie. Tussen de donker gekleurde plek op het bovenbeen en het litteken is een verkleurde contour
zichtbaar, waarbinnen licht verkleurde huid. Zij gaat er vanuit dat de bovenste plek de plaats is waar de onderhuidse bloeding aanvankelijk zichtbaar was. Het bloed is in de dagen nadien uitgezakt naar het lagere deel van het been waar op de foto de
grote verkleurde plek zichtbaar is. Verder stelt zij dat door de liesoperatie het onderhuidse weefsel kwetsbaar is en bij niet excessief geweld tot een bloeduitstorting kan leiden. De bloeduitstorting kan niet zijn ontstaan door de liesoperatie van
vier
maanden eerder.

De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel, dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat bij de overplaatsing van klager naar de strafcel sprake is geweest van buitenproportioneel geweld door de leden
van
het IBT. Uit het feit dat na de overplaatsing een groot hematoom zichtbaar was aan het linkerbovenbeen van klager volgt nog niet dat dit het gevolg is geweest van buitenproportioneel geweld. Ook niet-excessief geweld kan tot een dergelijke hematoom
leiden. Bovendien bevatten de door de inrichting overgelegde rapportages geen aanwijzingen voor buitenproportioneel geweld, nu klager volgens deze rapportages heeft meegewerkt aan zijn overplaatsing. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. dr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 10 september 2010

secretaris voorzitter

Naar boven