Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1718/GM, 8 september 2010, beroep
Uitspraakdatum:08-09-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1718/GM

betreft: [klager] datum: 8 september 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D. Matadien, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de detentieboot Zuid-Holland, locatie Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 10 juni 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De inrichtingsarts is in de gelegenheid gesteld te reageren op het beroepschrift en klagers raadsman in de gelegenheid gesteld het beroep nader toe te lichten. Klager is zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 13 april 2010, houdt in dat onvoldoende is gereageerd op klagers fysieke en psychische klachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd. Het bemiddelingsverslag is door de raadsman op 18 juni 2010 ontvangen. Ten onrechte is overwogen dat er geen sprake kan zijn van bemiddeling, aangezien de klachten eveneens betrekking hadden op de
medische voorzieningen.
De medisch adviseur heeft niet voldoende inhoudelijk op de klachten gereageerd. Klager heeft meermalen last gehad van hartkloppingen en een onregelmatige hartslag vanwege zijn psychische klachten in combinatie met de kleine detentieomgeving. Hij heeft
zelfs suïcidale gedachten en neigingen gehad, die hij zowel aan zijn raadsman als aan de medische dienst heeft geuit. Klager heeft slechts met de psycholoog gesproken en met medewerkers van de medische dienst. Door de medisch adviseur is gesteld dat
hij
bepaalde medische behandelaars heeft gezien en gesproken. Indien dit het geval mocht zijn dan is dit niet op een eenduidige wijze kenbaar gemaakt of was dit voor klager niet duidelijk. Uit de medische rapportages blijkt niet dat klager persoonlijk een
psychiater heeft gesproken.
Klager heeft zich als illegaal niet als mens behandeld gevoeld. Het was een hel en een nachtmerrie voor hem. Tot op heden heeft hij nog steeds mentaal last van zijn ervaringen op de detentieboot.
De medisch adviseur heeft niets overwogen ten aanzien van de aanwezige medische voorzieningen, klagers detentiegeschiktheid en het zien van een cardioloog voor zijn hartklachten. Evenmin is een oordeel gegeven over de verzochte schadevergoeding.
Dat klager van de detentieboot is vertrokken, kan niet tot de conclusie leiden dat hij geen belang zou hebben bij behandeling van zijn klacht.
Ten onrechte is geconcludeerd dat de medische dienst zorgvuldig heeft gehandeld. Klager heeft niet de juiste en passende zorg als gedetineerde gehad.
Verzocht wordt om het beroep geheel of gedeeltelijk gegrond te verklaren en aan klager een schadevergoeding toe te kennen.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Uit klagers medisch dossier blijkt dat klager in de periode dat klager op de detentieboot verbleef, ruim een maand, uitgebreid is gezien door de medische dienst. Ook hebben de psychiater en de psycholoog met klager gesproken en een behandeling en een
beleid ingezet. Door de medische dienst is zorgvuldig gehandeld.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat uit klagers medische informatie volgt dat hij voor zijn psychische en fysieke klachten meermalen is gezien c.q. is behandeld door medewerkers van de medische dienst, de inrichtingsarts, de psycholoog en de psychiater.
De beroepscommissie is gelet op de medische informatie van oordeel dat het handelen van c.q. namens de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en drs. L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 september 2010

secretaris voorzitter

Naar boven