Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0765/TA, 13 augustus 2010, beroep
Uitspraakdatum:13-08-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/765/TA

betreft: [klager] datum: 13 augustus 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 maart 2009 (de beroepscommissie leest: 2010) van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. F.J. Koningsveld om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het ontbreken van behandeling.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager overlegt een dagprogramma, waarmee hij kan bewijzen dat hij tijdens zijn verblijf van twee jaar in de inrichting geen enkele therapie heeft gekregen en daar in werkelijkheid als passant heeft verbleven.
De inrichting heeft twee reacties toegezonden, die elkaar tegenspreken. In de eerste reactie geeft de inrichting aan dat klager de benodigde behandeling kreeg en ook dat hij regelmatig een gesprek had met een psychiater, het maatschappelijk werk en de
hoofdbehandelaar. Klager vraagt zich af waar die therapie dan bleef. Hij heeft van de hoofdbehandelaar vernomen dat een advies voor een longstayplaatsing is uitgebracht en dat de inrichting hem geen behandeling kon geven.
In de tweede reactie laat de inrichting weten dat het aanbod van maatschappelijk werk, de psychiater en hoofdbehandelaar niet wordt meegenomen in de behandeling.
Klager heeft geen enkele therapie meer gekregen vanaf het moment dat men hem had verteld dat een longstayadvies was uitgebracht. Sinds begin juni 2007 heeft klager continu gevraagd wat er ging gebeuren, maar kreeg hij te horen van de hoofdbehandelaar
dat alles wordt gedaan om klager in de longstay te krijgen. In april 2009 heeft klager bericht gekregen dat de LAP de longstayaanvraag heeft afgewezen. Desondanks wil de inrichting klager geen behandeling geven. In het verlengingsadvies geeft de
inrichting aan dat klager geresocialiseerd moet worden, maar dat zij daarvoor geen verantwoordelijkheid wil nemen en dit aan een andere kliniek overlaat.
Klager wil het beroep graag mondeling toelichten.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Als aanvulling op het verweerschrift bij de beklagcommissie wordt aangegeven dat het door klager overgelegde programma alleen het programma is, waarop het aanvullende aanbod van behandeling wordt geregistreerd. Het standaard aanbod van maatschappelijk
werk, psychiater en hoofdbehandeling wordt daarin niet meegenomen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich op grond van de stukken voldoende ingelicht om het beroep te kunnen beoordelen. Zij wijst het verzoek van klager om behandeling ter zitting daarom af.

Klager heeft zijn klaagschrift van 9 november 2009 in eerste instantie naar de Raad gezonden. De Raad heeft de op 11 november 2009 ontvangen klacht op 19 november 2009 ter verdere behandeling doorgezonden naar de beklagcommissie, omdat de Raad op dat
moment niet bevoegd was over de klacht te oordelen.

De beroepscommissie stelt op grond van de stukken vast dat klager van 6 december 2004 tot 1 oktober 2009 in de inrichting heeft verbleven en dat zijn beklag en beroep zijn gericht tegen het volgens klager niet krijgen van enige behandeling gedurende de
laatste twee jaar van zijn verblijf in de inrichting in verband met een door de inrichting uitgebracht advies om klager in een longstayvoorziening te plaatsen.

Hoewel de inrichting in het verweerschrift heeft aangevoerd dat klager te laat beklag heeft ingediend, heeft de beklagcommissie daar geen overweging aan gewijd, hoewel dat naar het oordeel van de beroepscommissie wel had moeten gebeuren. Klager klaagt
immers pas over het zijns inziens uitblijven van behandeling op het moment dat hij ruim een maand niet meer in de inrichting verblijft. Reeds daarom kan klager niet in zijn klacht worden ontvangen.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat klager, ook als hij wel tijdig beklag had ingediend, daarin niet ontvangen had kunnen worden.

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is een vermeende schending van het aan artikel 17 Bvt te ontlenen recht op behandeling alleen beklagwaardig als sprake is van het niet betrachten van de in artikel 17 Bvt neergelegde zorgplicht.

Op grond van de stukken is niet aannemelijk geworden dat de inrichting klager in het geheel geen behandeling als bedoeld in artikel 1 onder u, Bvt heeft geboden. Volgens de inrichting is ingezet op sociotherapeutische doelen die gericht waren op
reductie van risicofactoren. Ook is klager een dagprogramma bij Tijdsbesteding Leren en Werken aangeboden en heeft hij volgens de inrichting regelmatig gesprekken gevoerd met een psychiater, maatschappelijk werk en het hoofd behandeling. De enkele
ontkenning van klager kan daaraan niet afdoen. In dit verband wordt nog opgemerkt dat het door hem als bewijs overgelegde dagprogramma volgens de inrichting niet het standaardprogramma betreft, maar een aanvulling daarop.
Om die reden kan niet worden geconcludeerd dat sprake is van het niet betrachten van de zorgplicht en moet de klacht worden opgevat als te zijn gericht tegen de wijze waarop het hoofd van de inrichting de in artikel 17 Bvt neergelegde zorgplicht heeft
betracht. Daartegen staat ingevolge artikel 56, vierde lid, Bvt geen beklag open. De beroepscommissie is derhalve niet bevoegd te treden in de wijze waarop de inrichting een behandeling vorm geeft dan wel te beoordelen of in voldoende mate behandeling
is aangeboden. De beroepscommissie kan derhalve evenmin treden in de door een inrichting voorgestane behandeling in het licht van een gegeven advies tot een longstayplaatsing.

Het beroep treft derhalve geen doel.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de grond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 13 augustus 2010

secretaris voorzitter

Naar boven