Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1168/GV, 6 mei 2010, beroep
Uitspraakdatum:06-05-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1168/GV

betreft: [klager] datum: 6 mei 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 april 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw mr. J. Grabowsky, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
In 2000 is klagers oom overleden. Klager is bij de uitvaart van zijn oom geweest en er was nooit sprake van onderlinge problemen over het gepleegde delict (de dood van klagers oom). Klagers arrestatie vond twee weken na de uitvaart plaats. Als de
familie klager iets wilde aandoen, dan was de begrafenis de juiste plek daarvoor geweest. Klager heeft goed contact met al zijn familieleden. Klager staat zelfs ingeschreven bij een tante. De familie is teleurgesteld en boos vanwege de afwijzende
beslissing. Klagers opa is kort na klagers arrestatie naar Nederland verhuisd. Door zijn ziekte is het hem nooit gelukt om klager in detentie op te zoeken. Klager verwijst hiervoor naar het medische dossier.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De Medisch Adviseur heeft vastgesteld dat klagers grootvader ernstig ziek is. Klager is veroordeeld voor moord in de familiesfeer. Hij heeft zijn oom omgebracht. Het is onbekend hoe de familierelatie zich verhoudt met het gepleegde delict. Er is
vastgesteld dat klager geen bezoek heeft ontvangen van familie. Er is contact geweest met een tante, maar zij kon niet meedelen of en waarom er geen bezoek aan klager in de inrichting heeft plaatsgevonden. Klagers stelling dat er geen problemen zijn
tussen hem en zijn familie is niet vast te stellen. Het betreden van een openbaar gebouw – ook wanneer dit onder begeleiding van medewerkers Dienst Vervoer & Ondersteuning is geïndiceerd – is een veiligheidsrisico.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Zuthpen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op de ernst van de delicten waarvoor klager is veroordeeld en het feit dat maatschappelijke onrust veroorzaakt zou
kunnen worden bij dergelijke voorrechten in combinatie met de ernst van de gepleegde feiten.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 16 jaar met aftrek, wegens – kort gezegd – ontvoering en moord. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 30 september 2013.

Op grond van artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (Regeling van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI, hierna: de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de
persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Artikel 23 van de Regeling bepaalt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar of ernstige psychische nood verkerende
levenspartner, kind, ouder, broer, zuster, grootouder of schoonouder van de gedetineerde. De beroepscommissie is van oordeel dat de afwijzing van klagers verzoek om afscheid te kunnen nemen van zijn grootvader, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Hierbij heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat er teveel onduidelijkheid bestaat over de relatie tussen klager en zijn familie. Nu het gepleegde delict dat in de
familiesfeer heeft plaatsgevonden, acht de beroepscommissie het van belang dat er – voor de veiligheid van het personeel en van klager zelf – meer inzicht wordt gegeven in de actuele verhouding tussen klager en zijn familie. Het beroep zal dan ook
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 6 mei 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven