Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0392/GA, 20 augustus 2010, beroep
Uitspraakdatum:20-08-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/392/GA

betreft: [klager] datum: 20 augustus 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 8 februari 2010 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juli 2010, gehouden in de locatie De Berg te Arnhem, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A. Schadd, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens daadwerkelijke agressie jegens een medegedetineerde.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en aan klager een tegemoetkoming toegekend
van € 50,=.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur kan zich niet verenigen met de vaststelling door de beklagcommissie dat hij onvoldoende onderzoek zou hebben verricht. Volgens de beklagcommissie zou er geen feitelijk gedrag van klager bewezen zijn. Het is inderdaad juist dat het
handgemeen zelf niet gezien is door het personeel. Wel is waargenomen een verwonding bij de medegedetineerde en een inrichtingsmedewerkster heeft verklaard over het ontbreken van die verwonding bij het einde van de arbeid en daarnaast ligt er de
verklaring van de medegedetineerde. Deze gegevens hebben de directeur ervan overtuigd dat klager fysiek geweld gebruikt moet hebben. Op die grond is aan hem de onderhavige disciplinaire straf opgelegd. Het slachtoffer had een verse wond aan zijn
wenkbrauw die behoorlijk bloedde. Die had hij niet toen hij kort tevoren van de arbeid terugkeerde. De directeur heeft geïnformeerd bij de medewerkster die de gedetineerden van de arbeid begeleidde naar de afdeling. Aan de directeur is toen mondeling
informatie verstrekt voordat het verslag werd afgehandeld. Haar verklaring is verenigbaar met die van de medegedetineerde. Er is voldoende onderzoek verricht.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft een juiste beslissing genomen. Volgens klager verandert de nadere schriftelijke verklaring van de medewerkster daar niets aan. Daaruit komt immers ook niet naar voren dat klager feitelijk iets gedaan heeft. Klager heeft zonder
aanleiding zes dagen in een straf- of afzonderingscel verbleven. Een en ander is ontstaan omdat klager in zijn verblijfsruimte werd bezocht door het zogenaamde slachtoffer. Die persoon wilde dat klager voor hem via het bezoek verdovende middelen zou
invoeren. Klager heeft dat toen geweigerd. Daarop heeft die medegedetineerde klager geslagen. Dat is toen ook door het personeel waargenomen. Zij hebben toen niet gezien of er iemand gewond was of niet. Het personeel kijkt daar eigenlijk nooit naar.
Zij
zullen tegenover de directeur hebben aangegeven dat zij toen niets gezien hebben. Klager heeft die bewuste dag niemand geslagen.

3. De beoordeling
De directeur heeft aangevoerd dat hij de onderhavige disciplinaire straf heeft opgelegd op grond van een verslag van 7 december 2010. Uit het naar aanleiding van dat verslag gehouden onderzoek kwam naar voren dat de bij het voorval betrokken
medegedetineerde heeft verklaard dat klager hem had geslagen. Op grond van dat verslag, die verklaring, de waarneming van een verse wond bij die medegedetineerde en van de inhoud van de verklaring van een inrichtingsmedewerkster die de medegedetineerde
kort voorafgaand aan het voorval heeft gezien, is voldoende aannemelijk geworden dat klager de betrokken medegedetineerde heeft geslagen. Gelet daarop kan de bestreden beslissing van de directeur – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen –
niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Dat brengt mee dat de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog ongegrond moet worden verklaard.
Nu het beklag ongegrond zal worden verklaard, is er geen aanleiding voor de toekenning van een tegemoetkoming. Ook dit onderdeel van de uitspraak van de beklagcommissie zal daarom worden vernietigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. P.C. Vegter, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 augustus 2010

De voorzitter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

secretaris

Naar boven