Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1212/GB, 9 augustus 2010, beroep
Uitspraakdatum:09-08-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/1212/GB

Betreft: [klager] datum: 9 augustus 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.H. Broeksema, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 april 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de PPC voor mannen te Zwolle ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 12 november 2001 gedetineerd. Hij verbleef in de PPC
Haaglanden te Den Haag. Op 22 maart 2010 is hij overgeplaatst naar de PPC voor mannen te Zwolle, waar een individueel regime geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager begrijpt het argument van de selectiefunctionaris niet dat in Zwolle gedetineerden uit de noordelijke provincies worden geplaatst. Klager is geboren en getogen in de regio Den Haag en
heeft aldaar ook zijn contacten. Voorts begrijpt klager het argument niet dat er een zorgelijke situatie zou zijn ontstaan omdat hij nauwelijks contact zou hebben met personeel of medegedetineerden. Klager heeft wel degelijk contact met
medegedetineerden en personeel in Den Haag. Klager wordt weggehouden van medegedetineerden en wordt voortdurend gesepareerd. Hierdoor heeft hij feitelijk geen contact meer met medegedetineerden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager zit een levenslange gevangenisstraf uit wegens moord op drie prostituees. Na verblijf in een aantal inrichtingen, werd klager op 5 maart 2004 geplaatst in de
BIBA
te Den Haag. Zijn gedrag was van dien aard dat een langer verblijf niet mogelijk was. Klager is daarop op 30 mei 2005 overgeplaatst naar de BGG te Vught. Ook daar gaf klagers gedrag aanleiding hem weg te plaatsen. Hij is via de BGG te Zoetemeer
respectievelijk Maastricht overgeplaatst naar het Penitentiair selectiecentrum te Den Haag om te zien voor welke setting klager geschikt is. Uiteindelijk is klager via de p.i. De Dordtse Poorten op 4 augustus 2008 overgeplaatst naar de BIBA Den Haag,
die in september 2009 is opgegaan in het PPC Haaglanden.
Klager wantrouwt het personeel van de inrichting. Hij verdenkt hen ervan dat zij zijn post, geldzaken en invoer saboteren. Hij voert hier regelmatig strijd over. Klager raakt snel geïrriteerd als er door personeel kritiek wordt geuit. Hij reageert dan
denigrerend naar het desbetreffende personeelslid of negeert hem of haar. Klager heeft grote moeite met de regelgeving. Hij heeft beklagzaken aangespannen tegen de medische dienst, de directie en de psychologen. Hij is achterdochtig en voelt zich
onrechtvaardig behandeld. Dit laatste leidt vaak tot moeilijk werkbare situaties voor het personeel. Hij wenst zich niet te laten aanspreken op zijn persoonlijke hygiëne. Hij zoekt alleen contact met medegedetineerden als hij hulp nodig heeft om zaken
op papier te zetten. Hij weet andere gedetineerden negatief te beïnvloeden. Hij verblijft voornamelijk op zijn eigen cel.
Het gedrag van klager is bij aanvang in een inrichting redelijk te noemen, maar verandert al snel in zeer moeizaam functioneren. In maart 2010 is er dan ook een onwerkbare situatie ontstaan. Klager heeft amper contact met personeel, zijn
medegedetineerden en personeel van de medische dienst. Hij neemt geen deel aan de individuele of groepsgesprekken van de psycholoog. Hij stelt zich wantrouwend op en weigert opdrachten en/of aanwijzingen van het personeel op te volgen.
Op grond van klagers lichamelijke gesteldheid en de onwerkbare situatie die is ontstaan is klager voorgesteld voor overplaatsing naar de PPC te Zwolle. De bezoektechnische redenen acht de selectiefunctionaris ondergeschikt aan de ontstane onwerkbare
situatie. Overigens is de reisafstand voor bezoek uit de regio Den Haag naar Zwolle niet onoverbrugbaar.

4. De beoordeling
4.1. De PPC voor mannen te Zwolle is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. De beroepscommissie is van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Uit het
inrichtingsadvies van 15 maart 2010 is voldoende aannemelijk geworden dat klagers opstelling in het PPC Haaglanden een verder verblijf aldaar onmogelijk heeft gemaakt. Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden is onvoldoende
zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen. De reisafstand naar Zwolle is niet van dien aard dat bezoek daardoor volledig onmogelijk wordt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.A.G. Rutten, voorzitter, en dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 9 augustus 2010

secretaris voorzitter

Naar boven