Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0335/GM, 3 augustus 2010, beroep
Uitspraakdatum:03-08-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/0335/GM

betreft: [klager] datum: 3 augustus 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, ingediend door mr. M.K. Bhadai, advocaat te Den Haag, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Zeist,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 26 januari 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, zijn raadsman mr. M.K. Bhadai, en de inrichtingsarts bij voormeld Detentiecentrum hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 14 april
2010,
gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam-Overamstel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 12 november 2009, betreft het bieden van onvoldoende medische zorg aan klagers oor- en ademhalingsklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt – schriftelijk – toegelicht.
Klager is van mening dat hij nodeloos lang heeft moeten wachten op specialistische hulp. Zijn klachten zijn door de inrichtingsarts niet serieus genomen en op zijn verzoeken om medische hulp is niet, dan wel veel te laat, gereageerd. Daardoor heeft hij
onnodig veel pijn geleden. Klager vraagt de beroepscommissie om het beroep gegrond te verklaren, hem een tegemoetkoming toe te kennen ten bedrage van € 500,= en met veroordeling van de directeur van voormeld Detentiecentrum in de kosten van het
geding.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Klager heeft in het detentiecentrum geklaagd over oorpijn, pijn in de borst en moeite met ademhalen. Voor de
oorpijn is een afspraak gemaakt met een KNO-arts in het ziekenhuis. Klager wenste overigens de voorgeschreven medicatie niet in te nemen, in weerwil van het advies van de KNO-arts. Voor de pijn op de borst en de ademhalingsproblemen is hij onderzocht
door de inrichtingsarts. Dat onderzoek leverde geen afwijkingen op.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat noch uit hetgeen door en namens klager naar voren is gebracht, noch uit de reactie van de inrichtingsarts noch uit het medisch dossier van klager aannemelijk is kunnen worden dat klagers medische problemen niet met
voldoende zorgvuldigheid zouden zijn behandeld door of namens de inrichtingsarts. De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts daarom niet kan worden aangemerkt
als
in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, De Boer en Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 augustus 2010

secretaris voorzitter

Naar boven