nummer: 10/806/GA
betreft: [klager] datum: 2 augustus 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 10 maart 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 21 mei 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.J. van Weerden. De directeur van de locatie Zuyder Bos heeft schriftelijk laten weten
niet
ter zitting te zullen verschijnen en daarbij vermeld dat hij geen verdere toelichting heeft op zijn eerder ingenomen standpunt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van drie dagen.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft de maatregel als een straf ervaren. Hij mocht niet meedoen aan het dagprogramma en kon zijn kinderen niet bellen. De vechtersbaas was vrijdagochtend al overgeplaatst, maar de maatregel duurde tot 15.15 uur. Het is onzin dat klager voor
zijn
eigen veiligheid was afgezonderd. Hij mocht gewoon op de afdeling lopen om te bellen met zijn advocaat. Het is begrijpelijk dat de directeur veiligheid belangrijk vindt, maar dat was hier niet in het geding. Na het akkefietje heeft klager één uur
gewacht met het melden daarvan aan de piw-ers. Primair wordt aangevoerd dat de directeur niet bevoegd was om een maatregel op te leggen, omdat geen sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 24, eerste lid, juncto artikel 23, eerste lid van de
Pbw. Klager was niet agressief en had geen problemen met medegedetineerden op de afdeling. Subsidiair wordt aangevoerd dat niet is voldaan aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Gevraagd wordt om een tegemoetkoming toe te kennen.
De directeur heeft in beroep schriftelijk aangegeven geen verdere toelichting te hebben op zijn standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagrechter.
3. De beoordeling
In dit geval is een ordemaatregel opgelegd na een vechtincident op de afdeling. De beroepscommissie acht in een geval als het onderhavige te billijken dat de betrokken partijen voor hun eigen veiligheid worden afgezonderd en dat nader onderzoek wordt
gedaan omtrent de precieze gang van zaken. Het opleggen van een ordemaatregel is in beginsel dan ook gerechtvaardigd. Echter, dan is wel noodzakelijk dat direct een onderzoek wordt gestart en dat op korte termijn de noodzaak van voortduring van de
ordemaatregel wordt getoetst. In deze zaak is de beroepscommissie van enig nader onderzoek niet gebleken. Duidelijk is wel dat de afzonderingsmaatregel in ieder geval op vrijdagochtend 29 januari 2010 opgeheven had moeten worden, nu, naar onweersproken
is gesteld, de andere bij het incident betrokken gedetineerde toen was overgeplaatst. De beroepscommissie zal het beklag dan ook ten aanzien van de duur van de tenuitvoerlegging van de afzonderingsmaatregel gegrond verklaren en de uitspraak van de
beklagrechter gedeeltelijk vernietigen. Nu de gevolgen niet meer ongedaan te maken zijn, zal de beroepscommissie aan klager een passende tegemoetkoming toe kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de duur van de tenuitvoerlegging van de afzonderingsmaatregel gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag ten aanzien van de duur van de
tenuitvoerlegging van de afzonderingsmaatregel gegrond en bevestigt de bestreden uitspraak voor het overige. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van
€ 10,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 2 augustus 2010
De voorzitter is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.
secretaris voorzitter