nummer: 10/667/GA
betreft: [klager] datum: 30 juli 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Olof, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 18 februari 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van een verzoek om algemeen verlof.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De directeur heeft zich door de enkele overname van de negatieve adviezen, niet zelfstandig een oordeel gevormd. Dat steekt temeer nu die adviezen uitgaan van onjuiste vooronderstellingen. Namens klager zijn de Advocaat-Generaal en de politie van die
onjuistheden op de hoogte gesteld. Zo woont het slachtoffer al sinds drie jaar niet meer in de nabije omgeving van het woonadres van klager; is er geen sprake van maatschappelijke onrust en is er – blijkens het psychologisch rapport omtrent klager –
geen kans op recidive. Door aan klager verlof te onthouden, wordt iedere stap in de richting van reïntegratie gefrustreerd. Aan klager wordt ten onrechte verlof onthouden.
De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft hij aangevoerd dat tijdens de behandeling van het beklag per abuis door klager en door de directeur is gesproken over een afgewezen verlofaanvraag. Na de behandeling
van
de beklagzaak werd duidelijk dat het geen verlofaanvraag betrof maar een aanvraag voor goedkeuring van een verlofadres in het kader van klagers doorfasering. In het kader van die procedure is advies gevraagd aan de politie en het Openbaar Ministerie
(OM). Omdat beide instanties daarop negatief adviseerden, is het verlofadres in eerste instantie afgewezen. De beklagcommissie heeft aangegeven dat de directeur deze beslissing heeft kunnen nemen op grond van de hem verstrekte informatie. Klager stelt
dat de directeur die adviezen had moeten verifiëren en niet zo maar had mogen overnemen. De directeur is van mening dat het niet zijn taak is om die adviezen te verifiëren. Die informatie komt immers over kanalen waar de directeur geen toegang toe
heeft. Dat geldt temeer nu het eenduidige negatieve adviezen betrof en aanvullende informatie, die die adviezen zou kunnen weerleggen, op dat moment niet bekend was bij de directeur. Naar aanleiding van later aangevoerde aanvullende informatie heeft de
directeur klager aangeraden deze ter kennis van het OM en de politie te brengen, zodat zij hun adviezen konden aanpassen. Dat is inmiddels kennelijk ook gebeurd. Aan verzoeker is immers op 22 mei 2010 algemeen verlof verleend terwijl hij daarnaast is
geselecteerd voor plaatsing in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Westlinge te Heerhugowaard. De directeur is van mening dat de uitspraak van de beklagcommissie in stand moet blijven.
3. De beoordeling
De directeur heeft gesteld dat het beklag niet zozeer zou zijn gericht tegen het afwijzen van een verzoek om algemeen verlof maar op het overnemen van de adviezen van het OM en de politie door de directeur, waardoor het door klager opgegeven
verlofadres
als onaanvaardbaar werd aangemerkt.
Nu evenwel klager, de directeur en de beklagcommissie blijkens de uitspraak van de beklagcommissie allen er vanuit zijn gegaan dat het beklag was gericht tegen de afwijzing van een aangevraagd verlof, ziet de beroepscommissie geen aanleiding om het
onderwerp van het beklag anders aan te merken dan de beklagcommissie heeft gedaan. Bovendien richt de klacht zich hoe dan ook tegen de wijze waarop de directeur tot zijn oordeel met betrekking tot het betrekkelijke relevante verlofadres is gekomen.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
De omstandigheid dat aan klager op een later tijdstip wel verlof is verleend en dat hij inmiddels is geselecteerd voor en geplaatst in de z.b.b.i. van de locatie Westlinge maakt dit oordeel niet anders, nu die beslissingen kennelijk zijn genomen naar
aanleiding van feiten en omstandigheden die bekend werden nadat de bestreden beslissing was genomen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.J.G. Bleichrodt, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 30 juli 2010
secretaris voorzitter