nummer: 10/1519/GV
betreft: [klager] datum: 30 juli 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 2 juni 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Ten onrechte wordt gesteld dat een verlof maatschappelijk onaanvaardbaar is. Hem kan in dit kader niet worden tegengeworpen dat hij na het einde van zijn TBS-maatregel heeft gerecidiveerd. Dat hij enige maanden na zijn invrijheidstelling weer in de
fout
is gegaan kan hem twee jaar na dato niet meer worden nagedragen. Verder is klager ten onrechte gesanctioneerd voor het bezit van gedragsbeïnvloedende middelen, verbale dreigementen en het aantreffen van sporen van harddrugs in zijn cel. Vijf van de
zeven klachten zijn door de beklagcommissie gegrond verklaard. Vanwege familieomstandigheden is het van groot belang voor klager dat hem verlof wordt verleend. Uit het advies van de inrichting van 19 mei 2010 blijkt dat klager zich goed gedraagt en een
voorbeeld voor zijn medegedetineerden wordt genoemd. De Commissie Detentietrajecten heeft positief geadviseerd aangaande de verlofaanvraag.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Door klager wordt niet weersproken dat hij heeft gerecidiveerd. Er is sprake van ene snelle recidive. De TBS-maatregel is op 28 december 2007 opgeheven en klager pleegt op 23 januari 2008 weer een strafbaar feit, waarvoor hij op 20 mei 2008 in
verzekering wordt gesteld. Er wordt aangegeven dat hij ten onrechte gesanctioneerd zou zijn. De gerapporteerde incidenten hebben zich voorgedaan tijdens klagers verblijf in Roermond. Sinds 6 april 2010 verblijft klager in de penitentiaire inrichtingen
(p.i.) Breda. Daar functioneert hij tot nu toe goed en is niet gerapporteerd.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Breda heeft op basis van het advies van de Commissie Detentietrajecten en het advies van TR positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Den Bosch heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen verlofverlening vanwege de ernst van het gepleegde delict en mogelijke confrontatie met de slachtoffers.
De politie Gilze-Rijen heeft aanvankelijk aangegeven dat de boerderij waar klager zijn verlof wil doorbrengen een zogenaamd anti-kraak pand is. Er vinden geen agrarische activiteiten plaats. Wel worden er pitbulls gefokt. In de periode van 19 tot en
met
26 april 2010 werd er nooit iemand in de woning aangetroffen. Naar aanleiding van een reactie van het BSD heeft de politie aangegeven akkoord te gaan met een te verlenen verlof, maar dan wel op de hoogte gebracht te willen worden van een verlofdatum.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens onder meer diefstal met geweldpleging en opzetheling. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 5 november 2010.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.
Voor de beoordeling van het verzoek om algemeen verlof dient een afweging te worden gemaakt tussen het belang van klager zijn terugkeer in de maatschappij te kunnen voorbereiden en het belang van de maatschappij dat het verlof zonder incidenten zal
plaatsvinden. Uit de stukken komt naar voren dat klager kort na zijn invrijheidstelling in 2008 weer een delict heeft gepleegd waarvoor hij nu gedetineerd zit. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie blijkt verder dat klager regelmatig met justitie
in aanraking is gekomen. Deze omstandigheden vormen op zich een contra-indicatie voor verlofverlening. Daar staat echter tegenover het positieve advies van de directeur van de p.i. Breda. De Commissie Detentietrajecten van de p.i. Breda acht een
eventueel verlof een zinvoller tenuitvoerlegging van zijn detentie dan klager tot aan de einddatum van zijn detentie in een gesloten setting te laten verblijven. Nu klagers TR-traject inmiddels in gang is gezet en zijn v.i.-datum nadert, is de
beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de beslissing van de Minister
zal worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen binnen een termijn van twee weken. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan
klager.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 30 juli 2010
secretaris voorzitter