Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0772/GA, 27 juli 2010, beroep
Uitspraakdatum:27-07-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/772/GA

betreft: [klager] datum: 27 juli 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.A.C. Frijns, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 maart 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juli 2010, gehouden in de p.i. Amsterdam Overamstel, is gehoord [...], directeur bij de p.i. Lelystad.

Klagers raadsman mr. R.A.C. Frijns heeft schriftelijk meegedeeld dat klager en de raadsman niet ter zitting zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de schending van klagers recht op privacy en de vermissing van zijn eigendommen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Tijdens klagers verblijf in de strafcel is een andere gedetineerde op klagers meerpersoonscel gezet. Klager was hiervan niet op de hoogte en heeft er geen rekening mee kunnen houden. Klager stelt zich op het standpunt dat er geen gedetineerde zomaar op
zijn cel geplaatst zou moeten worden. Hij heeft zijn eigendommen niet veilig kunnen stellen. Zijn strafdossier is op cel blijven liggen en bij terugkeer bleek dat de gegevens van zijn strafdossier bij medegedetineerden bekend waren. Hierna werd zijn
positie onhoudbaar en heeft hij om overplaatsing moeten verzoeken.
Klager mist onder andere kleding (broeken, truien en bloezen), rookwaar en een geurtje. Direct nadat hij had vastgesteld welke goederen hij miste, heeft hij een lijst opgesteld en die aan p.i.w.’ster [A] overhandigd. Hij heeft die lijst weer
teruggekregen met de opmerking dat hij aankoopbonnen diende bij te voegen. Dit was onredelijk. Hem is niet gevraagd om de lijst te specificeren.
Op 5 januari 2010 heeft klagers raadsman een brief aan de directeur gestuurd met als bijlage een afschrift van een brief van 24 oktober 2009, waaruit blijkt welke goederen klager mist. Aan de hand van registratielijsten kan nagegaan worden welke
spullen
hij mist.
Twee verklaringen van medegedetineerden zijn overgelegd, waaruit blijkt dat klagers cel enige tijd vrij toegankelijk was voor andere gedetineerden.
Hij heeft de vermissing van zijn eigendommen voldoende aannemelijk gemaakt.
Klager heeft de directeur verzocht om een serieus en gedegen onderzoek in te stellen. De directeur is aansprakelijk voor vermissing van zijn eigendommen en schending van klagers privacy.
Klager is een tegemoetkoming van € 100,= geboden, maar hij vond dit bedrag te laag. Verzocht wordt om een tegemoetkoming van € 300,=, althans een passende tegemoetkoming, toe te kennen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verbleef alleen in een meerpersoonscel. Hij wist dat er op ieder moment een andere gedetineerde bijgeplaatst zou kunnen worden. Om twaalf uur zijn de cellen doorzocht en om drie uur is hij op een strafcel geplaatst. Hij had kunnen vragen aan het
personeel om zijn eigendommen en documenten in de preciosa op te slaan. Een strafdossier laat je niet slingeren. Klager had dit echter zelf moeten aangeven. Personeel komt niet zo maar in de cel van een gedetineerde.
Een dag voordat klager is teruggeplaatst is de megedetineerde op de meerpersoonscel geplaatst.
Klager had de volgende dag gespecificeerd kunnen aangeven welke eigendommen hij miste. Hij heeft dat niet gedaan. Als hij had opgegeven wat hij precies miste en van welk merk dan had er gezocht kunnen worden.
Voorgesteld is om klager en de gedetineerde, die op zijn cel was geplaatst, uit elkaar te halen, omdat klager die gedetineerde verantwoordelijk zou kunnen houden voor de verdwijning van zijn eigendommen, maar zij hebben daar niet voor gekozen.
Dat de medegedetineerde heeft verklaard dat de celdeur open bleef is dubieus. Dat doet geen enkele gedetineerde.
Dat klager reiniger was, betekent niet dat hij alleen op cel kan verblijven.
Klager is geen tegemoetkoming aangeboden, omdat hij niet gespecificeerd heeft wat hij miste.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat klager in een meerpersoonscel verbleef en bekend was met het algemene beleid dat op ieder moment een medegedetineerde bijgeplaatst zou kunnen worden en dat hij hiermee rekening had dienen te houden.
Klager had, op het moment van plaatsing op de isoleerafdeling, aan het personeel kunnen verzoeken om zijn eigendommen, strafdossier en andere papieren van de cel te halen en (tijdelijk) op te slaan in de preciosa.
Vast is komen staan dat klager dit niet heeft gedaan.
Vervolgens heeft klager na terugkomst op de cel, waar inmiddels een medegedetineerde was bijgeplaatst, aangegeven dat hij eigendommen miste. Hij heeft echter, hoewel hem dit is verzocht, geen zodanige specificatie van de voorwerpen gegeven, zoals merk
en kleur, dat gericht kon worden gezocht naar zijn eigendommen.
Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur geen verwijt kan worden gemaakt van het zoekraken van klagers eigendommen en het in ongerede raken van (gegevens uit) klagers strafdossier. Zij zal het beroep ongegrond
verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. U. van de Pol, voorzitter, dr. mr. L.M. Moerings en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 augustus 2010

secretaris voorzitter

Naar boven