Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1801/GV, 26 juli 2010, beroep
Uitspraakdatum:26-07-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1801/GV

betreft: [klager] datum: 26 juli 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I.M. Weijers, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 16 juni 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster alsmede haar raadsvrouw, mr. I.M. Weijers, om haar beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. De afwijzing van het verzoek om strafonderbreking is uitsluitend gebaseerd op medische gronden. Er heeft geen afweging plaatsgevonden tussen het persoonlijk belang van klaagster tot strafonderbreking
en het maatschappelijke belang van de onverstoorde tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. Pas kort voor de geplande detentiedatum wist klaagster dat zij zwanger was. De datum waarop klaagster is uitgerekend, namelijk 10 augustus 2010, valt exact
gelijk met de einddatum van haar detentie. Klaagster heeft tot op heden thuis geen enkele voorbereiding kunnen treffen voor de komst van de baby. Dit is een persoonlijk belang dat relevant moet worden geacht. Een ander relevant belang is de
aanwezigheid
van klagers partner bij de bevalling. De partner is woonachtig in Lelystad en heeft de zorg voor vier zeer kleine kinderen. Bij een plotselinge aankondiging van de bevalling voor 10 augustus 2010, zal de partner niet tijdig aanwezig kunnen zijn.
Vanwege uiterst bijzondere omstandigheden heeft klaagster aan het einde van haar proeftijd naar aanleiding van een voorwaardelijke straf niet kunnen voldoen aan de voorwaarde van toezicht door de reclassering. Ook de daaropvolgende
tenuitvoerleggingsprocedure heeft klaagster door buitengewone omstandigheden niet kunnen bijwonen. Klaagster heeft dus geen nieuw strafbaar feit gepleegd maar zit vele jaren nadien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf uit.
Klaagster wil twee weken voor afloop van de detentieperiode in de gelegenheid worden gesteld de bevalling in het bijzijn van haar partner en in een voor haar vertrouwde omgeving te kunnen laten plaatsvinden, waarbij zij tevens de gelegenheid heeft om
de
normale voorbereidingen te treffen, zoals het inrichten van een babykamer en het beschikken over de hoogst noodzakelijke dingen die nodig zijn op het moment dat er een baby geboren is. Op dit moment is er nog niets geregeld. Klaagster heeft niet de
mogelijkheden en de contacten om dat vanuit de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) te organiseren. Klaagster meent dat haar persoonlijk belang voorrang zou moeten krijgen boven het maatschappelijk belang. Primair verzoekt klaagster de laatste twee
weken via de mogelijkheid van elektronische detentie thuis te mogen doorbrengen. Subsidiair verzoekt klaagster de tenuitvoerlegging van de straf vanaf 27 juli 2010 op te schorten tot tenminste tien weken nadat zij zal zijn bevallen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klaagster is een zelfmeldster en zit een vrijheidsstraf uit van 120 dagen. Haar einddatum is 10 augustus 2010. Klaagster wil thuis bevallen van haar vijfde kind. Zij is op haar
ontslagdatum uitgerekend en was op de zelfmelddatum, 12 april 2010, vijf maanden zwanger. Zij heeft geen uitstel aangevraagd. Tijdens haar detentie heeft klaagster drie regimaire verloven genoten. Op 15 juli 2010 is haar vierde regimaire verlof
gestart.
Tijdens één van de verloven heeft klaagster softdrugs gebruikt.
Klaagster wordt maandag 19 juli 2010 opgenomen in het Justitieel Medisch Centrum Haaglanden (voorheen: Penitentiair Ziekenhuis) om haar daar voor te bereiden op haar bevalling. Haar partner kan bij de bevalling aanwezig zijn. Klaagster voldoet niet aan
de voorwaarden voor verlening van strafonderbreking.

Op klaagsters verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Ter Peel te Sevenum heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De Medisch Adviseur bij het ministerie van Justitie adviseert dat er geen medische reden is voor het verlenen van strafonderbreking.
Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) adviseert met klem klaagster strafonderbreking te verlenen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat zij thans alleen kan oordelen over de vraag of de Minister het verzoek om strafonderbreking heeft kunnen afwijzen. De beslissing tot overplaatsing van klaagster naar het Justitieel Medisch Centrum Haaglanden
(voorheen: Penitentiair Ziekenhuis) valt buiten het bestek van dit beroep.

Klaagster ondergaat een gevangenisstraf van 120 dagen met aftrek, wegens afpersing. De einddatum van haar detentie valt op of omstreeks 10 augustus 2010.

Op grond van artikel 34 van de regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof. De beroepscommissie is van oordeel dat de bevalling van klaagster een belangrijke gebeurtenis betreft in de persoonlijke sfeer van klaagster. Dit vormt echter geen zwaarwegende reden voor het verlenen van strafonderbreking, nu is gebleken
dat er geen medische noodzaak bestaat voor het verlenen van strafonderbreking. De beslissing van de Minister kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal
ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 26 juli 2010

secretaris voorzitter

Naar boven