Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1867/GB, 22 juli 2010, beroep
Uitspraakdatum:22-07-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/1867/GB

Betreft: [klager] datum: 22 juli 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.D.W. Martens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 juli 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf door toepassing van elektronische detentie (e.d.) afgewezen.

2. De feiten
2.1 Klager is door het Gerechtshof te Arnhem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 dagen. Bij brief van 4 maart 2010 is klager opgeroepen zich op 12 april 2010 te melden bij de gevangenis van de locatie Westlinge te Heerhugowaard. Het tegen
die
beslissing gerichte beroep (10/748/GB) is op 27 mei 2010 door de beroepscommissie gegrond verklaard en de selectiefunctionaris is opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. Op 2 juli 2010 heeft de selectiefunctionaris een nieuwe beslissing genomen en
klagers verzoek om e.d. afgewezen en hem medegedeeld dat hij zich op 26 juli 2010 dient te melden in een b.b.i.

2.2 Naar aanleiding van een ingekomen schorsingsverzoek heeft de voorzitter van de beroepscommissie het verzoek om schorsing toegewezen (kenmerk 10/1868/SGB) en de tenuitvoerlegging van de beslissing van 2 juli 2010, inhoudende dat klager zich op
26
juli 2010 dient te melden in een b.b.i., geschorst tot het moment waarop de beroepscommissie op het door klager ingestelde beroep zal hebben beslist.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Tijdens de zitting in de eerdere beroepszaak van klager (10/748/GB) heeft klager gemotiveerd aangegeven niet te hebben bedoeld dat hij niet wil meewerken aan e.d. Bij brief van 23 februari 2010 heeft klager aangegeven dat indien het gratieverzoek niet
wordt verleend, hij zijn straf zou willen ondergaan in de vorm van e.d. Een gratieverzoek staat er bovendien niet aan in de weg dat klager bij een negatieve beslissing hierop alsnog zijn straf zou moeten kunnen ondergaan in de vorm van e.d. Klager
verklaart zich bereid tot een e.d. op basis van vrijwilligheid. Hij heeft een eigen bedrijf. Klager heeft een uittreksel van de Kamer van Koophandel overgelegd. Indien klager detentie moet ondergaan, loopt hij groot risico dat zijn huidige bedrijf in
slecht weer geraakt en wederom in staat van faillissement zal belanden. De selectiefunctionaris besluit tot e.d. indien de veroordeelde zich bereid heeft verklaard tot deelname aan e.d. en de daaraan verbonden voorwaarden. Met andere woorden de e.d.
kan
op grond van de circulaire (kenmerk 5614792/09/DJI, hierna: de Circulaire) alleen plaatsvinden op basis van vrijwilligheid. Het door de selectiefunctionaris aangegeven criterium van de aan de besluitvorming voorafgaande houding of gedrag vindt in de
Circulaire geen steun. Klager heeft op meer momenten aangegeven vrijwillig zijn medewerking aan e.d. te willen verlenen. Hij heeft nimmer het verzoek ingetrokken. De beroepscommissie heeft dat ook in haar uitspraak van 27 mei 2010 zo aangenomen. Er
zijn
geen overige feiten of omstandigheden die aan e.d. in de weg kunnen staan, zodat klager de mogelijkheid van e.d. dient te worden geboden. Klager heeft er een groot belang bij zijn straf door middel van e.d. te ondergaan omdat hij een eenmanszaak heeft
die zonder zijn aanwezigheid niet kan voortbestaan.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Voor de beoordeling van de vraag of een persoon in aanmerking komt voor e.d. is onder andere de houding en het gedrag van klager relevant op het moment dat de bestreden beslissing is genomen. Uit de houding en het gedrag van klager tijdens de intake
kan
worden afgeleid dat hij op dat moment niet meer in aanmerking wenste te komen voor e.d. Klagers verklaring van 18 februari 2010 dat hij niet langer in aanmerking wenste te komen voor e.d. is afgelegd tegenover een beëdigd medewerker van de afdeling
e.d. locatie Noordsingel Rotterdam. Er is geen reden om te twijfelen aan de door de medewerker getekende verklaring. Temeer niet nu de medewerker aan de woorden van klager, dat hij zeker weten in aanmerking zou komen voor gratie, had toegevoegd “waar
hij die wijsheid vandaan haalt weet ik niet”. Klager ging er, blijkens zijn eigen verklaring, vanuit dat het gratieverzoek zou worden gehonoreerd en hij wilde op het moment van het intakegesprek geen e.d. meer. Dat klager later op die verklaring is
teruggekomen doet niet af aan het feit dat hij één en ander met zoveel woorden heeft verklaard tegenover een beëdigd ambtenaar van een penitentiaire inrichting.
Dat klager ter zitting bij de beroepscommissie in de beroepszaak 10/748/GB een andersluidende verklaring heeft afgelegd is niet relevant. Bij de beoordeling of een persoon in aanmerking komt voor e.d. is immers de houding en het gedrag van klager
relevant op het moment dat de bestreden beslissing is genomen. Klager is derhalve opgeroepen zich 26 juli 2010 te melden in een b.b.i.

4. De beoordeling
4.1. Bij circulaire (kenmerk 5614792/09/DJI, hierna: De circulaire) heeft de minister van Justitie zijn beleid kenbaar gemaakt omtrent de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf door middel van e.d. Deze circulaire is per 1 juli 2010 ingetrokken met
de volgende toelichting (Stcrt. 2010. nr. 10014): “Deze intrekking heeft geen gevolgen voor de personen die op 1 juli 2010 nog hun straf in Elektronische Detentie ondergaan en voor de personen die vóór 1 juli 2010 een oproep van de Penitentiaire
inrichting administratief (PIA) hebben ontvangen voor een intake Elektronische Detentie”. Redelijke uitleg brengt mee dat bij de beoordeling van de onderhavige zaak de circulaire nog van toepassing is.

4.2. Klager is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 42 dagen.

4.3. Klagers verzoek tot e.d. is afgewezen omdat hij tijdens een telefoongesprek op 18 februari 2010 met een medewerker van de locatie Noordsingel te Rotterdam zou hebben aangegeven niet meer in aanmerking te willen komen voor e.d. en zou hebben
aangegeven dat zijn gratieverzoek zal worden toegewezen. In klagers beroep heeft klager gemotiveerd aangegeven waarom hij wel in aanmerking wil komen voor e.d. De selectiefunctionaris heeft geen stukken overgelegd waaruit kan worden opgemaakt wat
klager
daadwerkelijk tijdens het genoemde telefoongesprek heeft gezegd. Het in beroep door de selectiefunctionaris nieuwe aangevoerde argument waarom klager niet in aanmerking dient te komen voor e.d., namelijk dat klagers houding en gedrag relevant zijn voor
de beoordeling of hij in aanmerking komt voor e.d., is niet als voorwaarde opgenomen in de Circulaire. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de beslissing om klager niet in aanmerking te laten komen voor e.d. onvoldoende met redenen omkleed
is.
In het bijzonder is hierbij het volgende nog van belang. Wat er verder ook zij van de veronderstelde mondelinge uitlating van klager in het telefoongesprek van 18 februari 2010, vaststaat dat klager bij brief van 23 februari 2010 (en daarmee ruim voor
de oproep van 4 maart 2010 om zich te melden bij de gevangenis van de locatie Westlinge) schriftelijk heeft aangegeven dat indien geen gratie zou worden verleend hij zijn straf zou willen ondergaan in de vorm van e.d. De selectiefunctionaris zal worden
opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 22 juli 2010

secretaris voorzitter

Naar boven