nummer: 10/678/GA
betreft: [klager] datum: 14 juli 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 18 februari 2010 van de beklagcommissie bij het PPC Haaglanden te Den Haag,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting van de beroepscommissie van 21 mei 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Namens de directeur van het PPC Haaglanden is
schriftelijk
aangegeven dat de directeur verhinderd is ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de klaagschriften en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering om een dvd aan klager uit te reiken (9/110) en het niet uitreiken van winkelartikelen (13/110).
De beklagcommissie heeft de beklagen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
De directeur heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.
3. De beoordeling
Met betrekking tot beklagonderdeel 9/110 oordeelt de beroepscommissie als volgt. Gelet op het bepaalde in de huisregels over toegestane voorwerpen, is het niet expliciet verboden om een dvd onder de berusting te houden. De directeur heeft daaromtrent
een discretionaire bevoegdheid. De weigering om aan klager een dvd uit te reiken kan in casu niet onredelijk en onbillijk worden geacht. Bovendien is klager in de gelegenheid is gesteld om de dvd in de recreatiezaal te bekijken. Dit beklagonderdeel is
dan ook ongegrond.
Met betrekking tot het uitreiken van winkelartikelen overweegt de beroepscommissie dat het op de weg van de inrichting ligt een registratiesysteem bij te laten houden. Ten tijde van het beklag was dat niet het geval. Nu niet met zekerheid gezegd kan
worden dat de oorzaak van het niet uitreiken van winkelartikelen aan klager te wijten is, zal beklagonderdeel 13/110 gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal aan klager een passende tegemoetkoming toekennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot beklagonderdeel met nummer 09/110 ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Zij verklaart het beroep met betrekking tot beklagnummer 13/110 gegrond, vernietigt in
zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van
€ 5,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 14 juli 2010
secretaris voorzitter