Nummer: 10/1224/GB
Betreft: [klager] datum: 22 juli 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Breetveld, namens
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een op 22 april 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de afwijzing van het verzoek om de aan klaagster opgelegde vrijheidsstraf door toepassing van elektronische detentie (e.d.) ten uitvoer te leggen ongegrond verklaard.
2. De feiten
Op 22 januari 2010 is door de selectiefunctionaris beslist dat klaagster niet in
aanmerking komt voor e.d. Klaagster dient een vrijheidsstraf te ondergaan van 42 dagen. Op 9 maart 2010 heeft de selectiefunctionaris het hiertegen ingediende bezwaarschrift ongegrond verklaard. Klaagster heeft hiertegen beroep ingesteld bij de
beroepscommissie, die op 19 april 2010 met nummer 10/757/GB het beroep gegrond heeft verklaard, de beslissing van 9 maart 2010 heeft vernietigd en de selectiefunctionaris heeft opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. Op 22 april 2010 heeft de
selectiefunctionaris andermaal het bezwaar ongegrond verklaard, waarvan dit beroep.
3. De standpunten
3.1. Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. Klaagster heeft bij gelegenheid van het intakegesprek verklaard dat de psychische problemen met medicatie goed onder controle zijn. Voor het mislukken van e.d. hoeft niet te worden gevreesd.
De opmerking over wietplantjes ziet op het vorige verlofadres van klaagster en dient derhalve niet te worden meegenomen bij de beoordeling.
Klaagster woont thans in bij een vriendin. Met een onderduikverhaal in verband met verduistering van gelden en/of oplichting is klaagster niet bekend. Klaagster meent dat sprake is van stemmingmakerij.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klaagster heeft tijdens het intakegesprek verklaard dat haar woning fungeerde als woning waar wietplanten worden gehouden. Als gevolg daarvan heeft zij haar woning
moeten verlaten. Klaagster is volgens haar eigen verklaring ingetrokken bij een vriendin. Dit adres fungeert voor deze vriendin als onderduikadres in verband met verduistering van gelden en oplichting door deze vriendin. Klaagster heeft dit tijdens het
intakegesprek van 22 januari 2010 aangegeven.
4. De beoordeling
4.1. Voor zelfmelders aan wie een vrijheidsstraf is opgelegd van maximaal drie maanden, bestaat de mogelijkheid om e.d. te ondergaan.
4.2. Bij circulaire (kenmerk 5614792/09/DJI, hierna: de Circulaire) heeft de minister van Justitie zijn beleid kenbaar gemaakt omtrent de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf door middel van e.d. Deze circulaire is per 1 juli 2010 ingetrokken met
de volgende toelichting (Stcrt. 2010, nr. 10014): “ Deze intrekking heeft geen gevolgen voor de personen die op 1 juli 2010 nog hun straf in Elektronische Detentie ondergaan en voor de personen die vóór 1 juli 2010 een oproep van de Penitentiaire
inrichting administratief (PIA) hebben ontvangen voor een intake Elektronische Detentie.” Bij de beoordeling van de onderhavige zaak is derhalve de circulaire nog van toepassing.
4.3. In voornoemde circulaire, onder punt 4, aanhef en onder b, wordt vermeld dat voor deelname aan elektronische detentie de veroordeelde dient te beschikken over een aanvaardbaar verblijfadres.
Onder punt 5, aanhef en onder i, van de circulaire is vermeld dat voor deelname aan e.d. niet in aanmerking komen veroordeelden bij wie sprake is van (een ernstig vermoeden van) een psychosociale of psychiatrische stoornis, zodanig dat voor mislukken
van de e.d. moet worden gevreesd.
4.4. Aan de bestreden beslissing liggen twee redenen ten grondslag, die afzonderlijk beschouwd, een zelfstandige grond kunnen vormen voor afwijzing van e.d. Wat betreft de psychosociale of psychiatrische stoornis heeft de beroepscommissie in haar
uitspraak van 19 april 2010 met nummer 10/757/GB gewezen op het criterium dat sprake dient te zijn van een ernstig vermoeden van een psychosociale of psychiatrische stoornis. In het onderhavige beroep verwijst de selectiefunctionaris naar de eigen
verklaring van klaagster inhoudende dat zij lijdt aan een psychosociale of psychiatrische stoornis en dat zij reeds een aantal jaren onder behandeling is van de psychiatrie en seroxat en oxazepam gebruikt tegen depressies. Voorts gebruikt klaagster
tranquilizers tegen paniekstoornissen. Hieruit kan naar het oordeel van de beroepscommissie nog niet worden geconcludeerd dat voor het mislukken van e.d. moet worden gevreesd. Dit betekent dat de stoornis van klaagster niet ten grondslag kan worden
gelegd aan de bestreden beslissing.
Wat betreft het verlofadres is de beroepscommissie van oordeel dat uit de kennelijk door klaagster tijdens het intakegesprek gedane mededeling dat de woning van klaagsters vriendin als onderduikadres dient in verband met verduistering en oplichting
door
de vriendin, de selectiefunctionaris de conclusie heeft kunnen trekken dat klaagster niet beschikt over een aanvaardbaar verblijfadres. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan derhalve, bij afweging van
alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 22 juli 2010
secretaris voorzitter