Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0520/TA, 20 juli 2010, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/520/TA

betreft: [klager] datum: 20 juli 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 februari 2010 van de beklagcommissie bij FPC de Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 mei 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door mw. mr. A.L. Louwerse, kantoorgenoot van mr. D.W.H.M. Wolters, en namens het hoofd van voormelde
tbs-inrichting [...], juridisch medewerker en [...], hoofd behandeling

De inrichting heeft na de zitting van 28 mei 2010 de mededeling van de beslissing van afdelingsarrest van 8 september 2009 aan het secretariaat van de RSJ gezonden.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, de maatregel van afzondering van 27 augustus 2009.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De afzondering heeft geduurd van 27 augustus 2009 tot 8 september 2009. Klager wil zich ook beklagen over de afdelingsarresten die aansluitend zijn opgelegd. Klager wist niet dat hij afzonderlijk per maatregel een klacht moest indienen en hij heeft ook
niet overlegd met zijn raadsman. Klager heeft geen beslissing van de maatregel van afdelingsarrest ontvangen.
Klagers naam is maar door één medepatiënt genoemd en klager heeft gevraagd om een confrontatie met deze medepatiënt, maar dat was niet mogelijk. Volgens klager is het afdelingsarrest vooral opgelegd, omdat hij niet wilde zeggen aan wie hij goederen
verkocht had. Klager staat bekend als handelaar, maar hij handelt nooit in verboden spullen. Doordat iemand zijn naam noemt werd hij meteen verdacht van handel in verboden goederen. Klager is erg geschrokken van de afzondering en klager wil dat de
inrichting excuses aanbiedt.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de inrichting werd gehandeld en dat is verboden. Handel mag alleen met toestemming van het personeel. Zodra alles duidelijk was rond klager is de maatregel van afdelingsarrest opgeheven.
Het is bekend in de inrichting dat klager handelt en daarbij kwam de beschuldiging van een medepatiënt. Daarnaast zijn er onjuistheden in klagers kasboek. Dit alles was reden om de afzondering op te leggen. Klager heeft ook niet direct opening van
zaken
gegeven over zijn handel.
De inrichting gaat ervan uit dat aan klager de beschikking van de maatregel van afdelingsarrest is uitgereikt. De beschikking zal alsnog aan de beroepscommissie worden toegestuurd.

3. De beoordeling
Klager heeft op 3 september 2009 beklag ingesteld en op dat moment was er nog geen afdelingsarrest opgelegd.
Uit de nagezonden mededeling van de beslissing van afdelingsarrest van 8 september 2009 blijkt dat deze op 9 september 2009 aan klager is uitgereikt. In deze mededeling wordt klager gewezen op de mogelijkheid van beklag nadat de beperking van de
bewegingsvrijheid een week heeft geduurd.
De beroepscommissie is van oordeel dat het klager derhalve bekend was dat hij tegen de maatregel van afdelingsarrest afzonderlijk beklag kon instellen, nadat deze maatregel een week had geduurd.
De beroepscommissie is van oordeel dat de klacht niet kan worden beschouwd als ook gericht te zijn tegen de maatregel van afdelingsarrest van 8 september 2009.

Het hoofd van de inrichting heeft in redelijkheid kunnen beslissen de afzondering op te leggen om verder onderzoek te doen naar klagers betrokkenheid bij de handel in porno, drugs en medicijnen, aangezien zijn naam als zodanig door een medepatiënt is
genoemd. De enkele omstandigheid dat klager zijn betrokkenheid van meet af aan heeft ontkend, kan daaraan niet afdoen. Gezien het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting, moet de inrichting op basis van de haar op dat moment
bekende gegevens onderzoek kunnen doen om te achterhalen wie bij de handel in de inrichting is of zijn betrokken.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.drs. F.A.M. Bakker voorzitter, prof.dr. F.A.M. Kortman en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 20 juli 2010

secretaris voorzitter

Naar boven