Nummer: 10/1034/GB
Betreft: [klager] datum: 14 juli 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.A. van der Hout, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 7 april 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de locatie Esserheem te Veenhuizen ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 11 oktober 2008 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan de IJssel. Op 18 februari 2010 is hij overgeplaatst naar de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, waar een regime van algehele
gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager wenst op te merken dat hij er niet mee bekend was dat hij ongewenst was verklaard en op grond waarvan. Klagers raadsman verzoekt dan ook om een kopie van de mededeling waaruit zulks blijkt.
Blijkbaar blijft klager in de p.i. Veenhuizen tot juni 2011 zonder dat rekening wordt gehouden met het gegeven dat klager van Franse origine is en de Nederlandse taal niet beheerst. Klager is in vergelijking met andere gedetineerden meer verstoken van
sociale contacten met zijn partner en/of familieleden die van verre moeten komen. De afstand van Valenciennes naar Tilburg bedroeg nog 300 km, maar thans is de afstand meer dan 600 km.
Klager is van oordeel dat de beslissing summier is gemotiveerd en onvoldoende is onderbouwd op grond waarvan de beslissing vernietigd dient te worden. Niet duidelijk is waarom er slechts twee detentiecentra in Nederland zouden zijn. Klagers raadsman
verzoekt om een nadere toelichting hierover.
Verzocht wordt om klager, vanwege de door familie te overbruggen afstand en de daarmee gepaard gaande kosten, in een p.i. dichterbij huis te plaatsen. Klager ontvangt geen bezoek meer en raakt geïsoleerd van familie en vrienden. De detentie valt
hierdoor veel zwaarder uit dan voor een doorsnee gedetineerde. Verzocht wordt dan ook om klager in afwijking van het beleid eerder in detentiecentrum Alphen aan de Rijn dan wel dichterbij de grens met België onder te brengen.
Klager wenst te worden gehoord.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Aangegeven wordt dat klager niet bekend was met het feit dat hij ongewenst is. Op 14 december 2009 is de mededeling echter aan hem uitgereikt.
Tevens wordt aangegeven dat de afstand naar Veenhuizen te ver is voor zijn bezoek. Alles overziende blijft de selectiefunctionaris van oordeel dat het besluit om klager over te plaatsen niet als onredelijk of onbillijk valt aan te merken. De uitvoering
van het beleid om strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen met een strafrestant van meer dan vier maanden te plaatsen in Veenhuizen weegt zwaarder dan eventuele problemen ten aanzien van de reisafstand voor het bezoek.
4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie acht zich voldoende voorgelicht en wijst het verzoek van klager om te worden gehoord daarom af.
4.2. De beroepscommissie merkt op dat de feitelijke plaatsing van klager niet overeenkomt met de selectiebeslissing. Klager is namelijk geselecteerd voor de locatie Esserheem, maar - de beroepscommissie neemt aan door de directeur - geplaatst in de
locatie Norgerhaven. Beide locaties zijn aangewezen als inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau, tevens inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen, als bedoeld in art. 20b, tweede
lid aanhef en onder b, van de Regeling. De beroepscommissie zal aan de feitelijke plaatsing van klager dan ook geen gevolgen voor het onderhavige beroep verbinden.
4.3. Artikel 20b van de Regeling luidt, voor zover in beroep van belang: “1. In de inrichtingen of afdelingen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen worden vreemdelingen geplaatst die na de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf geen
rechtmatig verblijf hebben in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000.”
4.4. Klager voldoet, nu hij in eerste aanleg tot een vrijheidsstraf is veroordeeld, aan de vereisten voor plaatsing in een voorziening voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen.
4.5. Vast staat dat klager niet rechtmatig in Nederland verblijft. Bovendien heeft hij een strafrestant van meer dan vier maanden. Voor dergelijke gedetineerden is de gevangenis Veenhuizen bestemd. Bij aanwezigheid van bijzondere omstandigheden kan
op dit plaatsingsbeleid een uitzondering worden gemaakt. Het feit dat de reistijd voor klagers bezoek langer wordt, kan niet als een dergelijke bijzondere omstandigheid worden aangemerkt. Door klager zijn geen omstandigheden aangevoerd waaruit zou
blijken dat een bezoek in het geheel niet meer mogelijk is. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 14 juli 2010
secretaris voorzitter