Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0935/GB, 9 juli 2010, beroep
Uitspraakdatum:09-07-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/935/GB

Betreft: [klager] datum: 9 juli 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 maart 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.), gevolgd door plaatsing in een penitentiair programma, afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 27 november 2009 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Het verzoek van klager, tot overplaatsing naar een z.b.b.i., is afgewezen omdat er sprake zou zijn van een tegen klager openstaande strafzaak, welke nog tijdens zijn detentie behandeld zou worden. Klagers einddatum van zijn huidige detentie is 8
oktober
2010. De openstaande strafzaak waaraan de selectiefunctionaris refereert betreft een grote zaak met meerdere verdachten, die nog integraal op zitting moet worden behandeld. Uit het selectieadvies komt naar voren dat het Openbaar Ministerie (OM)
voornemens zou zijn de zaak in het derde kwartaal van 2010 te gaan ‘plannen’. Volgens klager is niet duidelijk of er in het derde kwartaal van 2010 ook daadwerkelijk een zitting plaats zal vinden. Wel is duidelijk dat er diverse zittingsdata gepland
zullen worden. Gelet op de (kennelijke) omvang van de zaak moet er vooralsnog vanuit worden gegaan dat de zaak niet in het derde kwartaal zal worden afgedaan. Volgens klager zal daarom vóór 8 oktober 2010 geen verandering komen in de einddatum van zijn
detentie. Om die reden komt hij in aanmerking voor plaatsing in een z.b.b.i. Daarbij speelt nog mee dat klagers voorlopige hechtenis in de openstaande zaak is geschorst. Kennelijk rechtvaardigen klagers persoonlijke belangen een dergelijke schorsing.
Normaal gesproken zal klager daarom hangende de behandeling van de strafzaak niet ingesloten worden. Het bevreemdt klager dat de selectiefunctionaris geheel voorbij gaat aan dit rechterlijk oordeel. Klager stelt overigens in de openstaande zaak
onschuldig te zijn. De mogelijkheid van een vrijspraak is daarom nog open. Het OM heeft overigens geen bezwaren geuit tegen een mogelijke detentiefasering.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Verzoeker is gedetineerd naar aanleiding van een hem opgelegde schadevergoedingsmaatregel, welke hij niet heeft voldaan, waardoor het Centraal Justitieel Incassobureau de met klager overeengekomen afbetalingsregeling heeft opgezegd en klager is
ingesloten. Uit het uittreksel van klagers Justitiële Documentatie komt naar voren dat er nog vier zaken openstaan, waaronder de zaak met parketnummer 10-750029-08. Navraag heeft geleerd dat deze zaak gepland wordt voor het derde kwartaal van 2010,
waardoor klagers einddatum van detentie nog niet vaststaat. Om die reden komt klager niet in aanmerking voor detentiefasering. Klagers raadsvrouw geeft aan dat het onmogelijk zou zijn dat er tijdens de huidige detentie van klager een veroordeling in
die
zaak zou kunnen komen. Dat standpunt onderschrijft de selectiefunctionaris. Dat betekent niet dat de aan klager in die zaak toegekende schorsing van zijn voorlopige hechtenis zal voortduren. Inmiddels is er immers sprake van andere omstandigheden.
Klager is thans immers gedetineerd. Daarom is niet uitgesloten dat de schorsing zal worden opgeheven bij aanvang van de behandeling van klagers strafzaak. Zolang die mogelijkheid bestaat, komt klager niet voor detentiefasering in aanmerking.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcrt. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager thans een
vervangende hechtenis ondergaat in het kader van een hem in 2003 opgelegde schadevergoedingsmaatregel. Die vervangende hechtenis eindigt op 8 oktober 2010. De selectiefunctionaris heeft als grond voor de afwijzing aangenomen dat de einddatum van
klagers
detentie niet vast zou staan. De beroepscommissie kan zich met die grond niet verenigen. Weliswaar is klagers voorlopige hechtenis bevolen in een thans nog tegen hem lopende strafzaak, maar de tenuitvoerlegging daarvan is door de rechtbank geschorst.
Nu
niet aannemelijk is dat klager terzake van die nog lopende vervolging voor 8 oktober 2010 in eerste aanleg zal worden veroordeeld en overigens onvoldoende aannemelijk is dat de schorsing van klagers voorlopige hechtenis voor 8 oktober 2010 zal worden
opgeheven, moet ervan worden uitgegaan dat klagers detentie op 8 oktober 2010 zal eindigen. Dat betekent dat klagers einddatum van zijn detentie vooralsnog voldoende vaststaat. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter,
voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 9 juli 2010

secretaris voorzitter

Naar boven