nummer: 10/871/GA
betreft: [klager] datum: 12 juli 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 12 maart 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Noordsingel Rotterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam-Overamstel, zijn gehoord klager en zijn raadsman mr. R.J. Baumgardt.
De directeur van de locatie Noordsingel Rotterdam heeft laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen in afwachting van overplaatsing ingaande op 26 maart 2009 en b. weigering van bezoek ingaande op 30 maart 2009.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de onderschepte brieven en briefkaart aan zijn vriendin wilde klager alleen zijn hart luchten. Hij heeft de brieven en de briefkaart tegelijkertijd ter verzending aangeboden. De post mag niet dichtgeplakt worden. Klagers naam en registratienummer
stonden er op.
In de post komen geen passages voor die een p.i.w.-er als bedreigend of beledigend zou kunnen ervaren. Personeelsleden hadden klager opgefokt. Met de teksten gaf hij uiting aan zijn frustraties en heeft klager niet de veiligheid in de inrichting in
gevaar gebracht.
Hetgeen hij aan zijn vriendin heeft geschreven, valt onder de vrijheid van meningsuiting. Sommige passages zijn muziekteksten, rapteksten.
Het is echt onzin dat de directeur zou denken dat, als klager vrijkomt, hij iets zou ondernemen richting p.i.w.-ers.
De klacht dateert van 31 maart 2009. De beklagrechter heeft pas na veel aandringen op 12 maart 2010 uitspraak gedaan.
De directeur heeft in beroep gepersisteerd bij het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt en verzocht om, indien er enige grond zou zijn voor het toekennen van een tegemoetkoming, dit met de grootste terughoudendheid en bescheidenheid te doen.
3. De beoordeling
Klager heeft aangevoerd dat de beklagrechter pas na lange tijd uitspraak heeft gedaan op zijn beklag.
De beroepscommissie overweegt dat in artikel 67, eerste lid, Pbw wordt vermeld dat de beklagrechter binnen een termijn van vier weken uitspraak doet, welke termijn in bijzondere omstandigheden met ten hoogste vier weken kan worden verlengd.
De beroepscommissie acht het zeer wenselijk dat binnen deze termijn wordt beslist.
De wetgever heeft echter geen gevolgen verbonden aan overschrijding van deze termijn.
Overigens acht de beroepscommissie aannemelijk dat de vertraging in de behandeling van klagers klachten (mede) is ontstaan door het grote aantal klachten dat door hem is ingediend.
Ten aanzien van onderdeel a overweegt de beroepscommissie het volgende.
Uit de stukken is gebleken dat de bestreden ordemaatregel is opgelegd door een afdelingshoofd, van wie niet vaststaat of deze is aangewezen als plaatsvervanger van de directeur. Ook al zou het afdelingshoofd door de Minister als plaatsvervanger van de
directeur bij de uitoefening van de bevoegdheid tot oplegging van ordemaatregelen (en disciplinaire straffen) zijn aangewezen dan zou een dergelijke overdracht van de bevoegdheid tot oplegging van ordemaatregelen (en disciplinaire straffen) niet
stroken
met de bedoeling van de wet, meer in het bijzonder de artikelen 3 en 5 van de Pbw en de Memorie van toelichting op de Pbw. De beroepscommissie verwijst hierbij naar haar eerdere uitspraken, onder meer 09/666/GA d.d. 16 juli 2009 en 09/364/GA d.d. 13
juli 2009.
Nu de beslissing tot oplegging van de ordemaatregel onbevoegd is genomen, dient de opgelegde ordemaatregel nietig te worden verklaard. De beroepscommissie zal het beroep formeel gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre
vernietigen
en het beklag alsnog formeel gegrond verklaren. Zij kent klager ter zake een tegemoetkoming van € 45,= toe.
Materieel kan naar het oordeel van de beroepscommissie hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een ander oordeel leiden dan dat van de beklagrechter en zal zij het beroep materieel ongegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre
bevestigen het beklag materieel ongegrond verklaren.
Ten aanzien van onderdeel b overweegt de beroepscommissie:
Uit artikel 38, derde lid, Pbw volgt onder meer dat voor wat betreft de toelating van bezoekers de directeur de toelating tot de gedetineerde van een bepaald persoon of bepaalde personen kan weigeren met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36,
vierde lid, Pbw. Uit de Memorie van toelichting op dit artikel volgt dat een algeheel bezoekverbod niet mogelijk is.
In de schriftelijke mededeling ‘ontzegging bezoek’ is niet opgenomen dat enkel het bezoek van met naam genoemde personen wordt geweigerd. Alleen het bezoek van klagers advocaat wordt toegestaan. De beroepscommissie is van oordeel dat dit betekent dat
aan klager feitelijk een algeheel bezoekverbod is opgelegd, hetgeen in strijd is met artikel 38, derde lid, Pbw. De beroepscommissie zal het beroep op dit punt gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog
gegrond
verklaren. Zij kent klager ter zake een tegemoetkoming toe van € 25,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep vermeld onder a. formeel gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog formeel gegrond. Zij verklaart het beroep vermeld onder a. materieel ongegrond en
bevestigt
in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
Zij verklaart het beroep vermeld onder b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 70,= totaal.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 juli 2010
secretaris voorzitter