Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0838/GA en 10/0847/GA, 12 juli 2010, beroep
Uitspraakdatum:12-07-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/838/GA en 10/847/GA

betreft: [klager] datum: 12 juli 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager, en van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

gericht tegen een uitspraak van 11 februari 2010 van de beklagcommissie bij voormelde p.i.,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam-Overamstel zijn gehoord klager en zijn raadsman mr. F.C. Knoef.

De directeur van de p.i. Alphen aan den Rijn heeft laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder tv in verband met het niet opvolgen van opdrachten van het personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 40,= toegekend.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur heeft in een schrijven van 24 maart 2010 alleen te kennen gegeven dat hij beroep instelde, maar het beroep is niet met redenen omkleed. De motivering van het beroep is gevolgd bij schrijven van 26 maart 2010. Op die datum was de
beroepstermijn verstreken. Dit is in strijd met artikel 69, eerste lid, Pbw en derhalve is de directeur niet-ontvankelijk in het beroep.
De disciplinaire straf is opgelegd, omdat klager geweigerd heeft zijn voorhuid af te stropen. Hij vond dit zeer vernederend en niet netjes. Volgens de bewaarder waren de regels net aangescherpt. Volgens de directeur was dit niet juist.
Na twee uur is klager opnieuw gevisiteerd. Dit is in strijd met de regelgeving volgens het Bajesboek.
Klager heeft geweigerd nadat hij zich al had omgedraaid en zijn testikels had opgetild. De visitatie vond plaats in een open ruimte en niet in een besloten ruimte. De deur stond open en er was zes man personeel bij aanwezig. Er liepen gewoon mensen
langs.
De beklagcommissie heeft niet beslist op onderdelen van zijn beklag, te weten: (de wijze van) tweemaal visiteren op 7 januari 2010 en het niet naar de kerk mogen c.q. het niet kunnen belijden van zijn geloof tijdens de disciplinaire straf.
Andere gedetineerden die een disciplinaire straf ondergaan, mogen wel naar de kerk. Ze mogen alleen niet koffiedrinken na de kerk. Klager stond op de lijst voor de kerk en heeft gebeld voordat ze hem zouden vergeten. Klager is geen alternatief geboden
om zijn godsdienst te belijden.
De vraag waarom er geen aanleiding was om navraag of nader onderzoek te doen blijft onbeantwoord. De verklaringen zijn strijdig daar waar het het moment van weigering betreft. De stelling dat er geen enkele twijfel ten aanzien van de
waarheidsgetrouwheid van het rapport was, is onbegrijpelijk.
Klager is sinds 2 november 2007 gedetineerd. Tot aan het incident zijn alle visitaties probleemloos verlopen. Hem is nooit eerder rapport gegeven in verband met drugs of contrabande. Klager is goed op de hoogte van zijn rechtspositie en ermee bekend
dat
het zich omdraaien een handeling is, waaraan hij zijn medewerking dient te verlenen. Een weigering van klager om gevolg te geven aan een dergelijk verzoek ligt niet in de rede.
Klager ziet niet in welke contrabande hij onder zijn voorhuid de inrichting in zou kunnen smokkelen. Het verzoek om zijn voorhuid op te stropen is onzinnig en vernederend en om die reden heeft hij zijn medewerking geweigerd. Dit is een meer
aannemelijke
lezing van het gebeurde dan de lezing van de betrokken p.i.w.’er(s).

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Voordat de directeur klager heeft gehoord, heeft een afdelingshoofd geadviseerd ten aanzien van de strafwaardigheid en heeft de directeur persoonlijk vragen gesteld aan de rapporteur over het rapport en de omstandigheden. Na het horen van klager was er
geen aanleiding om navraag of nader onderzoek te doen. Er was en is geen enkele twijfel ten aanzien van de waarheidsgetrouwheid van het opgestelde rapport, dat op ambtseed is opgemaakt. Er is uitermate zorgvuldig gehandeld en het horen van klager heeft
voldoende meegewogen in de genomen beslissing. Er is geen sprake van aanscherping van de regels.
De strafoplegging had niets te maken met het optillen van de testikels. Klager heeft zijn medewerking geweigerd nadat hem herhaaldelijk was gevraagd om zich om te draaien.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het door de directeur ingestelde beroep tegen de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de oplegging van de onderhavige disciplinaire straf overweegt de beroepscommissie het volgende.
De directeur heeft in een schrijven van 24 maart 2010 beroep ingesteld tegen de uitspraak van de beklagcommissie die op 17 maart 2010 is verstuurd en daarbij aangekondigd dat dezelfde week de motivering van het beroep zou volgen.
Vervolgens is de directeur door het secretariaat van de RSJ in de gelegenheid gesteld om binnen tien dagen na 31 maart 2010 het beroep van redenen te voorzien.
Op 2 april 2010 is de nadere motivering van het beroep op het secretariaat van de RSJ ontvangen. Derhalve zal de beroepscommissie de directeur ontvangen in het beroep.

Door de directeur is gesteld dat de disciplinaire straf is opgelegd, omdat klager weigerde om zich bij de visitatie om te draaien.
Door klager is dit expliciet betwist. Hij heeft vanaf het indienen van het beklag gesteld dat hem nimmer rapport is aangezegd in verband met drugs en/of contrabande en dat hij pas geweigerd heeft om verder aan de visitatie mee te werken nadat hij zich
al had omgedraaid, zijn balzak had opgetild en hem vervolgens was opgedragen om zijn voorhuid af te stropen.
De directeur is hier niet verder op ingegaan en heeft het bovenstaande derhalve niet weersproken.
De beroepscommissie acht klagers gedetailleerde lezing van de feiten aannemelijk en zal derhalve het beroep van de directeur ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie voor wat betreft de gegrondverklaring van het beklag bevestigen, met
wijziging van de gronden.

Ten aanzien van het door klager ingestelde beroep overweegt de beroepscommissie het volgende.
De beroepscommissie stelt vast dat uit de uitspraak van de beklagcommissie volgt dat niet is beslist op de onderdelen (de wijze van) tweemaal visiteren op 7 januari 2010 en het niet naar de kerk mogen c.q. het niet kunnen belijden van klagers geloof
tijdens de disciplinaire straf.
De beroepscommissie zal voor wat betreft deze onderdelen het beklag om proceseconomische redenen zelf afdoen.

Voor wat betreft het tweemaal visiteren op 7 januari 2010 wordt overwogen dat vast is komen staan dat de eerste visitatieprocedure is gestart toen klager terugkwam van bezoek en dat de visitatie niet is voltooid. Vervolgens is voor de tweede maal de
visitatieprocedure gestart voordat klager in de strafcel is geplaatst. De beroepscommissie is van oordeel dat zulks niet in strijd is met enige regelgeving noch als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Zij zal het beklag op dit punt ongegrond
verklaren.

Voor wat betreft de wijze van visiteren wordt nogmaals overwogen dat de directeur niet is ingegaan op klagers stelling, laat staan dat deze is betwist, dat klager, die niet eerder rapport had gehad voor wat betreft drugs en/of contrabande, bij de
visitatie nadat hij zijn balzak had opgetild, de aanwijzing is gegeven om zijn voorhuid op te stropen.
Uit de stukken is niet gebleken waarom een dergelijke manier van visiteren noodzakelijk zou zijn en waarom de visitatie niet op de gebruikelijke, minder ingrijpende, wijze kon plaatsvinden.
De beroepscommissie is van oordeel dat de wijze waarop de visitatie is uitgevoerd, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt en het begrijpelijk is dat klager dit als zeer vernederend heeft
ervaren. Het beklag dient derhalve gegrond te worden verklaard.

Voor wat betreft het niet naar de kerk mogen c.q. het niet kunnen belijden van zijn geloof tijdens de disciplinaire straf overweegt de beroepscommissie dat door klager is gesteld dat hem geen alternatief is geboden om zijn recht op godsdienst te
belijden en dat dit niet door de directeur is betwist. Derhalve is niet gebleken dat klager gedurende de disciplinaire straf enige mogelijkheid is geboden om zijn geloof te beleven en zal de beroepscommissie het beklag alsnog gegrond verklaren.

Ten aanzien van de (alsnog) gegrond verklaarde onderdelen van het beklag acht de beroepscommissie een tegemoetkoming van in totaal € 75,= passend en geboden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beklag van klager, voor zover dit betrekking heeft op het tweemaal visiteren op 7 januari 2010, ongegrond en het beklag, voor zover dit betrekking heeft op de wijze van visiteren en het niet kunnen belijden van zijn
geloof tijdens de disciplinaire straf gegrond.
Ten aanzien van de hoogte van de tegemoetkoming verklaart de beroepscommissie het beroep gegrond, vernietigt zij de uitspraak van de beklagcommissie en kent zij aan klager een tegemoetkoming van in totaal € 75,= toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 juli 2010

secretaris voorzitter

Naar boven