Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0532/GA, 21 juni 2010, beroep
Uitspraakdatum:21-06-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/532/GA

betreft: [klager] datum: 21 juni 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Z. Yeral, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 februari 2010 van de beklagcommissie bij de locatie De Boschpoort Breda,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsman mr. Z. Yeral en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 4 juni 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught. De directeur heeft bij brief
van
1 juni 2010 een nadere reactie gegeven op het beroepschrift. Een afschrift van die schriftelijke reactie is ter kennisneming aan klager en zijn raadsman gezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het aantreffen van contrabande (een tosti-ijzer) in klagers verblijfsruimte (een meerpersoonscel).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager was niet op de hoogte van de aanwezigheid van het tosti-ijzer in de meerpersoonscel. Hij meent dat dit tosti-ijzer onder de wasbak in de meerpersoonscel is bevestigd door zijn celgenoot. Klager is van mening dat hij de verblijfsruimte niet
dagelijks volledig hoeft te onderzoeken op eventuele contrabande. Hij heeft dat tosti-ijzer toen niet gezien. Verzocht wordt het beklag alsnog gegrond te verklaren met veroordeling van de beklagcommissie in de door klager gemaakte kosten in deze
procedure.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep – schriftelijk – als volgt toegelicht.
De directeur is van mening dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Het wordt hoogst onwaarschijnlijk geacht dat klager het betreffende tosti-ijzer niet zou hebben gezien. Het wasblok, waaronder het tosti-ijzer was verstopt, is recht
tegenover het toilet gepositioneerd. Klager moet dat tosti-ijzer kunnen hebben gezien.
Ten aanzien van de bevoegdheid van het afdelingshoofd geldt dat het afdelingshoofd door de Minister tijdelijk is toegevoegd aan de directie van de p.i. Breda. Daardoor is dat afdelingshoofd functioneel directeur als bedoeld in artikel 3 van de Pbw.
Daarom heeft hij ook de bevoegdheid om een disciplinaire straf op te leggen. De directeur stelt zich op het standpunt dat de onderhavige disciplinaire straf rechtmatig is opgelegd door een daardoor bevoegde directeur.

3. De beoordeling
Vastgesteld kan worden dat op 19 januari 2010 in klagers verblijfsruimte (een meerpersoonscel) een tosti-ijzer is aangetroffen en dat het niet was toegestaan dat voorwerp in de verblijfsruimte aanwezig te hebben. Naar aanleiding van het aantreffen van
dat voorwerp is verslag opgemaakt en aan klager is op 19 januari 2010 door het afdelingshoofd [...] de onderhavige disciplinaire straf opgelegd.
Blijkens nadere schriftelijke inlichtingen van de directeur is het afdelingshoofd door middel van een aanwijzing (van 14 januari 2010) aangewezen als plaatsvervanger van de directeur als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Pbw.
Daargelaten of het afdelingshoofd daartoe bevoegd is verklaard door middel van een aanwijzing, oordeelt de beroepscommissie nu niet is gebleken dat de directeur verhinderd was als volgt. In soortgelijke uitspraken, onder andere in een uitspraak van 29
oktober 2009, kenmerk 09/2252/GA, is de algemene overdracht van een bevoegdheid als hiervoor bedoeld niet in overeenstemming geoordeeld met de bedoeling van de wet, meer in het bijzonder de artikelen 3 en 5 van de Pbw, ook gezien hetgeen is neergelegd
in de Memorie van Toelichting. Verder blijkt niet dat de mededeling van de disciplinaire straf van klager is uitgereikt. Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat de bestreden beslissing tot oplegging van een disciplinaire straf is genomen in strijd
met een wettelijk voorschrift en om die reden nietig is. Het beroep zal daarom op formele gronden gegrond worden verklaard met vernietiging van de uitspraak van de beklagcommissie en gegrondverklaring van het beklag.

Materieel gezien is het beklag ongegrond. De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat klager wist dat het onderhavige tosti-ijzer zich in strijd met de in de inrichting geldende regelgeving in de verblijfsruimte bevond. Het had daarom op klagers
weg gelegen om dit, indien hij niet betrokken was bij het aanwezig hebben van dat apparaat, een en ander aan het afdelingspersoneel te melden. Door dit na te laten heeft klager zich (mede)schuldig gemaakt aan strafwaardig gedrag. Gelet daarop is de
beslissing om hem de onderhavige disciplinaire straf op te leggen niet onredelijk of onbillijk.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan te maken is, zijn er termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
De beroepscommissie zal de hoogte daarvan vaststellen op € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 juni 2010

secretaris voorzitter

Naar boven