Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1390/GV, 1 juli 2010, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1390/GV

betreft: [klager] datum: 1 juli 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 mei 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager is van mening dat het verlof voor hem noodzakelijk is om de eerder aangevangen vakopleiding af te kunnen ronden. Die mogelijkheid wordt ook geboden in artikel 30 van de Regeling tijdelijk verlaten
van
de inrichting. Klager is voor aanvang van zijn detentie begonnen met de opleiding. Klager moet alleen nog het praktijkexamen afleggen en kan de opleiding binnen vijf werkdagen afgerond hebben. Klager zou ook zelfstandig naar de plaats van de opleiding
kunnen reizen. Jegens hem zijn er geen bedenkingen als bedoeld in artikel 4 van eerdergenoemde Regeling. Klager vervult thans een vertrouwensbaantje in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught. Hij zou graag zijn opleiding af willen ronden, hetgeen
beter is voor zijn toekomst na detentie.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager vraagt incidenteel verlof in verband met het kunnen volgen van rijlessen. Het betreft in dit geval het tweede verzoek om incidenteel verlof met deze reden. Het eerdere verzoek is eveneens afgewezen. Klagers fictieve v.i-datum is op dit moment 2
mei 2012. Het niet kunnen volgen van rijlessen is inherent aan het moeten ondergaan van detentie. Ook is klagers noodzaak bij het kunnen volgen van rijlessen volgens de Minister niet aangetoond. De Minister ziet geen aanleiding voor een
gegrondverklaring van het beroep.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het PPC 1 van de p.i. Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager verblijft in voorlopige hechtenis na een veroordeling in hoger beroep wegens
– kortweg – brandstichting. De fictieve einddatum valt op of omstreeks 2 mei 20102. Aansluitend dient hij eventueel subsidiaire hechtenis van in totaal 36 dagen te ondergaan.

Op grond van het bepaalde in artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn
aanwezigheid noodzakelijk is. Klager heeft incidenteel verlof aangevraagd voor het afronden van een door hem – voor aanvang van de detentie – aangevangen vakopleiding. Op grond van het bepaalde in artikel 30 van de Regeling kan incidenteel verlof
slechts worden verleend in verband met studie of vakopleiding, indien die studie of vakopleiding voorafgaand aan de detentie is aangevangen, uitzicht bestaat op spoedige afronding en de gedetineerde zelfstandig kan reizen.
Op zich is voldoende aannemelijk geworden dat klager de vakopleiding is aangevangen voorafgaand aan zijn detentie. Buiten de stelling van klager, dat hij kort voor de afronding van de vakopleiding staat, zijn geen feitelijke gegevens overlegd die dit
aannemelijk zouden kunnen maken. Nu het verzoek onvoldoende feitelijk is onderbouwd, klagers vermoedelijke einddatum van detentie pas over twee jaar ligt en – gelet op de inrichting waar hij verblijft en de lopende voorlopige hechtenis – onvoldoende
aannemelijk is dat klager zelfstandig zal kunnen reizen, kon de Minister het verzoek om incidenteel verlof op goede gronden afwijzen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 1 juli 2010

secretaris voorzitter

Naar boven