Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1419/GV, 1 juli 2010, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1419/GV

betreft: [klager] datum: 1 juli 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 mei 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klagers verzoek betreft verlof voor de periode van 8 mei tot en met 10 mei 2010. Klager is altijd op tijd en zonder problemen teruggekeerd na ieder regimair genoten verlof.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager geeft aan dat hij na regimaire verloven altijd op tijd is teruggekeerd. De selectiefunctionaris bevestigt, na nader onderzoek, dat dit op zich juist is. Klager heeft zich echter wel op 16 oktober 2008 onttrokken aan beveiligd toezicht buiten de
inrichting. Klager heeft zich aldus onttrokken aan detentie en heeft het vertrouwen ernstig geschaad. Een onttrekking is een forse contra-indicatie om in deze fase van de detentie in aanmerking te komen voor verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis van de p.i. Krimpen aan de IJssel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De Officier van Justitie bij het arrondissementsparket te Haarlem heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen verlofverlening omdat klager zich langdurig aan detentie heeft onttrokken en hij geen vast adres heeft.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 4,5 jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. Klagers einddatum valt op of omstreeks 29 april 2011.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager heeft zich van 16 oktober 2008 tot en met 10 februari 2010 onttrokken aan detentie. Op 10 februari 2010 is klager gearresteerd en sindsdien zit hij gedetineerd. Gelet op het vorenstaande is de vrees dat klager zich tijdens een te verlenen verlof
aan zijn detentie zal onttrekken gerechtvaardigd. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de
beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Gelet op het vorenstaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 1 juli 2010

secretaris voorzitter

Naar boven