Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/3298/TB en 09/1524/TB, 21 juni 2010, beroep
Uitspraakdatum:21-06-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/3298/TB en 09/1524/TB

betreft: [klager] datum: 23 juni 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. de Bont, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de beslissingen van 4 december 2008 en 2 juni 2009 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissingen.

Op de zitting van de beroepscommissie van 24 maart 2009, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i) Overijssel, locatie Zwolle, is de zaak 08/3298/TB behandeld. Ter zitting zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. T. de Bont, en namens
de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie.
De beroepscommissie heeft de behandeling van deze zaak voor onbepaalde tijd aangehouden ten behoeve van nadere rapportage.

Op de zitting van 12 april 2010, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn de zaken 08/3298/TB en 09/1524/TB behandeld. Ter zitting zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. T. de Bont, en namens de Minister van Justitie [...] en
[...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft bij beslissing van 4 december 2008 beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC De Rooyse Wissel (hierna: De Rooyse Wissel). Bij beslissing van 2 juni 2009 heeft de Staatssecretaris besloten klager te plaatsen
in een longstayvoorziening van de Pompestichting.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 14 oktober 1982 van het gerechtshof te Den Haag veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Op 11 januari 2000 heeft de Minister van Justitie (Minister) na advies van 12 juli 1999
van
het toenmalige Dr. F.S. Meijers Instituut besloten klager over te plaatsen naar de Dr. S. van Mesdagkliniek (Van Mesdagkliniek).
Klager is feitelijk op 21 december 1999 in de Van Mesdagkliniek opgenomen. Op 26 juli 2005 heeft de Van Mesdagkliniek de Minister verzocht klager terug te plaatsen naar een p.i. omdat sprake is van een stabiele situatie en klager gelet op zijn status,
niet in aanmerking komt voor een longstayindicatie. Op 12 september 2005 heeft de selectiefunctionaris beslist klager over te plaatsen naar de BIBA van de p.i. Haaglanden, welke overplaatsing op 26 september 2005 heeft plaatsgevonden.
Op 10 november 2005 heeft klager beroep ingesteld tegen de fictieve beslissing op grond van artikel 13 Wetboek van Strafrecht (Sr) tot beëindiging van klagers plaatsing in de Van Mesdagkliniek. Op 29 mei 2006 heeft de beroepscommissie dit beroep
materieel gegrond verklaard op de grond dat de Minister ondanks herhaald rappel niet binnen de gegeven uiterste termijn de gevraagde stukken heeft toegezonden. Op 11 juli 2006 heeft de Minister opnieuw beslist tot terugplaatsing naar een p.i. Bij
uitspraak 06/1794/TR van 11 juni 2007 heeft de beroepscommissie het daartegen ingediende beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing vernietigd en een tegemoetkoming toegekend. De beroepscommissie heeft daarbij opgemerkt er van uit te gaan dat
klager ten spoedigste wordt teruggeplaatst in een tbs-inrichting.
De Staatssecretaris heeft vervolgens op 24 juli 2007 beslist klager over te plaatsen naar De Rooyse Wissel en heeft daarbij aangegeven dat De Rooyse Wissel een overplaatsingsdatum zal plannen zodra klagers behandeling in het ziekenhuis is afgerond. De
beroepscommissie heeft in haar uitspraak van 27 november 2007 met nummer 07/1986/TR het hiertegen ingediende beroep gegrond verklaard. De beroepscommissie heeft daarbij opgemerkt dat zij er vanuit gaat dat de Staatssecretaris zo spoedig mogelijk
uitvoering geeft aan de beslissing van 24 juli 2007 tot overplaatsing van klager naar De Rooyse Wissel. Klager is op 27 december 2007 overgeplaatst naar de longstayafdeling van De Rooyse Wissel. Het hiertegen ingestelde beroep is door de
beroepscommissie op 3 november 2008 met nummer 08/936/TB gegrond verklaard.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Tegen de beslissing van 2 juni 2009 is in hoofdzaak op formele gronden beroep ingesteld. Klager is het niet eens met de plaatsing op een longstayafdeling an sich. De concrete plaatsing op de longstayafdeling van de Pompestichting in de locatie Vught is
wat hem betreft geen probleem.
De Minister heeft echter publiekelijk kenbaar gemaakt een eind te willen maken aan klagers verblijf in een tbs-setting. In feite wordt de huidige rechtsgang volstrekt buiten spel gezet. Plaatsing in een PPC is gezien o.m. de rapportages, als ook het
rapport van de RSJ van 2 februari 2010 waarin twijfels worden geuit over de mogelijkheden tot behandeling/therapeutisch klimaat in een PPC, zeer onwenselijk. Indien de beroepscommissie die gedachtegang ondersteunt verzoekt klager uitdrukkelijk in de
uitspraak aan te geven dat een nieuwe selectieplaatsing zeer onwenselijk is.
Klager is onderwerp van een drietal uitzendingen van [...] geworden. Het gehele gebeuren heeft behoorlijke impact op de psychische gesteldheid van klager gehad en zal dit ook in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid nog hebben. De vraag rijst of de
uitgebrachte rapportages over klagers psychische gesteldheid nog wel onverkort van toepassing zijn. Bovendien heeft de Nederlandse Staat de privacy van klager onvoldoende kunnen beschermen (de detentieplek is immers met een geheime camera betreden)
hetgeen een wat ‘coulantere’houding van de Staat zou kunnen rechtvaardigen. Klager verblijft nu in afzondering.
De raadsman verwijst naar zijn eerdere schriftelijke en mondelinge gedane mededelingen in deze procedure.
Klager is feitelijk niet in de gelegenheid gesteld om zijn bezwaren tegen de beslissing van 4 december 2008 te uiten. Hem is enkel gevraagd of hij bezwaar had. Hiermee is de hoorplicht van artikel 53 van de Bvt geschonden. De Staatssecretaris heeft
verder geen enkel onderzoek gedaan naar de vraag of een plaatsing in een longstayafdeling noodzakelijk was en of verdere behandeling op een behandelafdeling zinvol is.

Het longstaybeleidskader is onverkort van toepassing in onderhavige zaak. Dit betekent dat eerst een longstayindicatie had dienen te worden opgemaakt en dat er advies had moeten worden ingewonnen bij de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP). Ook
heeft de beroepscommissie bij brief van 25 mei 2009 laten weten het van belang te achten voor de beoordeling van het beroep om kennis te kunnen nemen van het advies van de LAP. De Staatssecretaris heeft gesteld de LAP pas om advies te vragen als dat
nodig zou zijn gezien de uitkomst van het rapport van twee deskundigen. Er is nog altijd geen LAP-advies. De Minister handelt derhalve in strijd met de Bvt en het longstaybeleidskader. Klager heeft belang bij een advies van de LAP, nu deze commissie
niet alleen over de delictgevaarlijkheid adviseert, maar ook over de behandelbaarheid. Reeds in 1998 heeft de Minister aangegeven dat klager behandeld moet worden. Een advies van de LAP moet ook gezien worden als een zeer belangrijke rechtswaarborg.
Klager verwijst naar de brief van de Staatssecretaris van 21 augustus 2008 aan de voorzitter van de Tweede Kamer. In tegenstelling tot normale tbs-verpleegden kan klager niet elke twee jaar de voortgang van de behandeling aan de orde stellen bij de
rechter.
De raadsman verwijst naar de brief van 1 april 2010 van [A]., clustermamager patiëntenzorg bij de Pompestichting.
Klager heeft belangrijke vorderingen gemaakt na beëindiging van zijn behandeling. Klager verwijst voorts naar de brief van 10 mei 2007 van [B], hoofd behandeling Oldenkotte, en naar de brief van [C.] van 6 mei 2004 van de Van Mesdagkliniek. Door geen
advies van de LAP aan te vragen wordt het gelijkheidsbeginsel geschonden. Tevens is het vertrouwensbeginsel geschonden, doordat klager erop mocht vertrouwen dat hij behandeld zou worden zolang dat op humanitaire gronden nodig was en er van
behandelbaarheid sprake was. Er is sprake van onbehoorlijk bestuur nu klager al vijf jaar lang in onzekerheid verkeert.
De bestreden beslissing is onredelijk en onbillijk en leidt tot een inhumane wijze van tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf. Elk sprankje hoop op een terugkeer in de samenleving of een humanitaire tenuitvoerlegging wordt hem ontnomen.
Voor klager is het noodzakelijk dat hij een behandeling krijgt voor zijn psychiatrische problematiek en het verwerken van trauma’s. Klager wil slechts psychiatrische behandeling zodat hij met zijn stoornis en verleden kan omgaan. De psychotherapie die
klager destijds van [B] ontving sloeg aan.
De overweging dat voor een levenslanggestrafte terugkeer in de samenleving niet aan de orde zal zijn, is in strijd met het Europees recht. Er lijkt sprake te zijn van een ‘irreducible life sentence’. Er bestaat geen enkel perspectief op vrijlating. Nu
de situatie voor klager volstrekt uitzichtloos is, hij al zeer lang in detentie verkeert, hij geen behandeling krijgt en er zonder valide argumentatie op eerdere toezeggingen wordt teruggekomen, is sprake van schending van artikel 3 EVRM. Doordat geen
enkele mogelijkheid tot ‘review’ van de levenslange gevangenisstraf bestaat, is de tenuitvoerlegging van de straf bovendien in strijd met artikel 5, vierde lid, van het EVRM. Voor zover in de toekomst een ‘review’ wordt gehouden, ligt de uitkomst
daarvan welhaast vast, doordat de Staatssecretaris klager een behandeling ontzegt. Klager krijgt namelijk geen of onvoldoende mogelijkheid aan een eventueel bestaand recidiverisico te werken. Klager verwijst naar de tijdens de vorige procedures door
klager ingenomen standpunten.
Het is de vraag of de behandeldoelstelling van een tbs-verpleegde die in een longstayafdeling wordt geplaatst, verschilt met die van een levenslanggestrafte, zoals de Staatssecretaris stelt. In beide situaties is de vraag of er verdere
behandelmogelijkheden zijn. Het is niet zo dat van meet af aan behandeld wordt met een resocialisatiedoelstelling. Of er ooit sprake kan zijn van resocialisatie is thans niet aan de orde. Een plaatsing van klager op een longstayafdeling is niet minder
ingrijpend in vergelijking met tbs-verpleegden. Bij klager ontbreekt immers elk perspectief op terugkeer in de samenleving.

De raadsman heeft in zijn brief van 15 februari 2010 aangegeven dat de onlangs opgemaakte rapportages niet de benodigde informatie verschaffen, nu de rapportages zijn gebaseerd op het gegeven dat resocialisatie niet aan de orde is en ook niet zal zijn.
Er is alleen gekeken of ‘medisch gezien’ behandeling ‘noodzakelijk’was. Er had moeten worden gekeken of verdere behandeling mogelijk was. De risicotaxatie is in hoge mate gebaseerd op historische factoren. Andere rapporteurs komen tot een beduidend
lagere score.
Verzocht wordt de bestreden beslissingen te vernietigen en te bepalen dat klager wordt opgenomen en behandeld in een tbs-kliniek. Tevens wordt verzocht een tegemoetkoming toe te kennen.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Bij brief van 9 juni 2009 naar aanleiding van de zitting van de beroepscommissie van 24 maart 2009 is het NIFP verzocht te onderzoeken of een langer verblijf van klager in een tbs-inrichting in het kader van artikel 13 Sr is geïndiceerd. Hierbij is ten
overvloede verzocht om, bij bevestigende beantwoording van deze vraag, te adviseren omtrent het verblijf van klager in een longstayvoorziening in het kader van de tenuitvoerlegging van zijn levenslange gevangenisstraf. De LAP zal in geval van een
voortgezet verblijf van klager in het kader van artikel 13 Sr separaat om advies worden gevraagd. Het stond dus niet op voorhand vast dat de LAP zou worden geconsulteerd. De bestreden beslissing is op goede gronden genomen. Van strijd met enige wet- of
regelgeving is geen sprake. Er zijn voldoende rechtswaarborgen gecreëerd in de vorm van deze beroepsprocedure. Klager is bovendien gehoord. Een beperkte invulling van de hoorplicht lag in de rede, aangezien de bezwaren van klager uit de eerdere
procedures genoegzaam bekend waren.
Uit de aard van de levenslange gevangenisstraf vloeit voort dat van een behandeling gericht op resocialisatie geen sprake kan zijn. De plaatsing van klager op een longstayafdeling is daarom minder ingrijpend dan voor tbs-verpleegden. Dit verschil
rechtvaardigt een ander beoordelingskader dan het longstaybeleidskader. Het besluit om geen LAP-advies in te winnen is daarmee gerechtvaardigd. De procedure zoals omschreven in het longstaybeleidskader is niet toegesneden op de tenuitvoerlegging van de
levenslange gevangenisstraf. Elke behandeling van een tbs-verpleegde is gericht op een vermindering van het delictgevaar en het recidiverisico. Het onderzoek naar behandelmogelijkheden is gekoppeld aan resocialisatiedoeleinden. Bij de tenuitvoerlegging
van de levenslange gevangenisstraf gelden andere behandeldoelen, zoals stabiliteit en detentiegeschiktheid. De vraag op welke afdeling betrokkene in een tbs-inrichting verblijft, is niet/minder relevant. Een onverkorte toepassing van het
longstaybeleidskader, inclusief LAP-advies, ligt daarom niet in de rede.
Er is geen sprake van een inhumane tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf. Het behandelaanbod op de longstayafdeling is gericht op aanvaarding van het verblijf aldaar en het in stand houden van een aanvaardbare kwaliteit van leven. Er
wordt voorzien in een sociotherapeutisch milieu en de op het individu gerichte zorg wordt vastgesteld in een verplegings- en behandelingsplan. Klager wordt geen benodigde behandeling en/of medische zorg onthouden.
Naar aanleiding van het advies van De Rooyse Wissel om klager terug te plaatsen in een p.i, is het NIFP verzocht te onderzoeken of een langer verblijf in een tbs-inrichting in het kader van artikel 13 Sr is geïndiceerd. Uit deze rapportage is gebleken
dat een behandelindicatie ontbreekt en dat klager niet als detentieongeschikt kan worden beschouwd en dat klager terug kan naar een p.i..
Een therapeutisch contact kan ook worden aangeboden in een p.i., BIBA of PPC.
Mocht klager nog niet teruggeplaatst kunnen worden naar een .i., dan is klager op zijn plek in een longstayvoorziening. Zijn verblijf aldaar is immers gericht op stabiliteit en kwaliteit van leven. Van belang is ook de toelichting van [...]., hoofd
behandeling van De Rooyse Wissel, tijdens de vorige beroepsprocedure. Zij stelde dat klager weigert deel te nemen aan minimale interventies.
De Minister verzet zich tegen het opnemen van een overweging in de uitspraak, zoals door de raadsman verzocht, ten aanzien van een eventuele terugplaatsing naar een p.i. Deze kwestie is hier niet aan de orde.
Klager heeft geen nadeel ondervonden door zijn lange verblijf in een tbs-kliniek.
Indien klager op grond van artikel 13 Sr langer in een longstayafdeling zou moeten verblijven dan zal de LAP in geval van een voortgezet verblijf in een tbs-inrichting separaat om advies worden gevraagd.
In verband met de sluiting van de longstayafdeling heeft De Rooyse Wissel op 2 juni 2009 verzocht om klager over te plaatsen. Alle longstaypatiënten uit De Rooyse Wissel zijn overgeplaatst naar andere klinieken. De longstayafdeling van de
Pompestichting is gelet op klagers problematiek het meest geschikt om de beroepsprocedure af te wachten.

4. De beoordeling
Klager is op 27 december 2007 geplaatst in een longstayvoorziening. De beroepscommissie heeft op 3 november 2008 (08/936/TB) bepaald dat de plaatsing van klager vooraf had dienen te gaan door een schriftelijke beslissing en het horen van klager. Op 4
december 2008 heeft de Staatssecretaris besloten klager in de longstayvoorziening van De Rooyse Wissel te plaatsen. Klager is op 3 december 2008 gehoord over het voornemen hem in die voorziening te plaatsen. Klager heeft op 18 december 2008 beroep
ingesteld tegen deze beslissing (08/3298/TB).
Op 2 juni 2009 heeft de Staatssecretaris besloten klager in een longstayvoorziening van de Pompestichting te plaatsen. Klager is gehoord over het voornemen hem over te plaatsen. Klager heeft op 5 juni 2009 beroep ingesteld tegen deze beslissing
(09/1524/TB).

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in haar overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Staatssecretaris gevolgde longstaybeleid, zoals beschreven in het Longstaybeleidskader uit 2005, (Tweede Kamer 2004-2005, 29452, nr 35) en het Beleidskader Longstay Forensische Zorg van 19 januari 2009, komt een ter beschikking
gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien hij conform ‘state of the art’ alle behandelmogelijkheden heeft ondergaan, bij voorkeur in twee
behandelsettingen, het behandeltraject niet heeft geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is. Voorts dient er geen mogelijkheid te zijn tot plaatsing in de GGz
vanwege het vereiste hoge beveiligingsniveau.

De beroepscommissie is van oordeel dat in beginsel de plaatsingsprocedures, zoals beschreven in voormelde beleidskaders, op levenslanggestraften die in een longstayvoorziening worden geplaatst van toepassing zijn.
Een en ander betekent dat in beginsel ook een advies van de LAP noodzakelijk is.
In dit verband wijst de beroepscommissie naar artikel 13, vijfde lid, Sr: ‘De overplaatsing en het beroep daartegen van de veroordeelden geschieden overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op de overplaatsing en het beroep daartegen van ter
beschikking gestelden ten aanzien van wie een bevel tot verpleging van overheidswege als bedoeld in artikel 37b of 38c is gegeven’ en naar de MvT op de Bvt, (Tweede Kamer, 1993-1994, 23 445, nr,blz.4):
‘Ook in de memorie van toelichting van de Bvt staat nog dat 'de bestuurbaarheid en de beheersbaarheid van een inrichting vereisen zoveel mogelijk één uniforme rechtspositieregeling voor alle personen die in de desbetreffende inrichting zijn opgenomen,
ongeacht hun titel van vrijheidsbeneming. (....) Een gedetineerde laat ingeval van overplaatsing naar een ander circuit (de geestelijke gezondheidszorg, het gevangeniswezen of de terbeschikkingstelling met verpleging) zijn interne rechtspositie
achter.
Dit geldt zowel voor de materiële als voor de formele rechtspositie. In het onderhavige wetsvoorstel heb ik (...) ervoor gekozen om zulks tot uitdrukking te brengen door het begrip 'verpleegde' te definiëren als een persoon die in een inrichting is
opgenomen (art. 1, onder j). (....) Tot vrijheidstraf veroordeelden, die met toepassing van art. 13 of 19 Sr in een inrichting zijn opgenomen, dienen voor wat betreft de overplaatsing naar een andere inrichting of het verlof gelijk gesteld te worden
met
TBS-gestelden’.

Bij eerdergenoemde brief van 9 juni 2009 heeft de Staatssecretaris aangegeven dat het NIFP is verzocht te onderzoeken of een langer verblijf van klager in een tbs-inrichting in het kader van artikel 13 Sr is geïndiceerd.
Op 8 juni 2009 is door [D], psychiater, een pro-justia rapportage uitgebracht. Geconcludeerd wordt dat er op dit moment geen medische noodzaak is tot verdere behandeling van klager. Indien vanuit andere overwegingen toch behandeling zou moeten
plaatsvinden dan wordt geadviseerd aan te sluiten bij de wens van klager om binnen een psychotherapeutisch contact ruimte te bieden voor enerzijds het perspectief van blijvend verblijf in justitiële inrichtingen en anderzijds het meer dan nu plek geven
van de delicten in klagers identiteit en levensverhaal. Dit kan zowel in detentie, dan met name binnen een PPC, als binnen de (longstay) tbs zijn. Opgemerkt wordt voorts nog dat nu het criterium medisch noodzakelijke zorg niet van toepassing is
andersoortige overwegingen als humaniteit bij de vormgeving van levenslange gevangenisstraffen wel degelijk in de overwegingen met betrekking tot plaatsing in een tbs of gevangeniswezenvoorziening een rol spelen.
Op 25 oktober 2009 is door [E], GZ-psycholoog, een pro-justia rapportage uitgebracht. Geconcludeerd wordt dat er op dit moment vanuit forensisch-gedragskundige optiek, geen noodzaak is tot behandeling. Vanwege het ontbreken van perspectief op
resocialisatie in de maatschappij, vervalt ook de indicatie voor forensische behandeling gericht op recidivepreventie en risicomanagement. Wegens het ontbreken van een behandelindicatie alsook het feit dat klager niet als detentieongeschikt kan worden
beschouwd, zijn er onvoldoende argumenten voor verblijf in een behandelsetting zoals een tbs-kliniek. Een therapeutisch contact zou prima aangeboden kunnen worden in een p.i., zoals de BIBA of PPC.

Uit het schrijven van 1 april 2010 van [B]., clustermamager patiëntenzorg bij de Pompestichting, komt naar voren dat klager goed functioneert op de longstayafdeling te Vught. Er bestaat een positieve prognose op verbetering van de psychische
kwetsbaarheid van klager indien hij de gebeurtenissen in zijn verleden op een psychologisch verantwoorde wijze een plaats zou kunnen geven.
Gezien bovengenoemde rapportages is de beroepscommissie van oordeel dat in dit geval een LAP-advies achterwege kan blijven. Het uitbrengen van een advies door de LAP zal geruime tijd vergen en dit advies zal naar verwachting niet wezenlijk anders zijn
dan de rapportages van Zwemstra en Rens.

Gelet op de uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers behandelbaarheid was voortzetting van klagers verblijf op een behandelafdeling in een tbs-inrichting niet langer aangewezen.
[B], clustermamager patiëntenzorg bij de Pompestichting, heeft aangegeven dat klagers problematiek en het voor hem noodzakelijke milieu op dit moment goed bij elkaar passen, waardoor voor klager een positieve groei in kwaliteit en leven mogelijk is
gebleken.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager in een longstayvoorziening van De Rooyse Wissel en vervolgens in een longstayvoorziening van de Pompestichting te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen,
niet
beschouwd worden als strijdig met de artikelen 3 en 5 EVRM en evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
De beroepen zullen derhalve ongegrond worden verklaard.

Klager heeft de beroepscommissie verzocht een overweging te wijden aan de (on)mogelijkheid van de verwachte terugplaatsing naar een p.i.
Artikel 41, tweede en derde lid, Pm juncto artikel 13, derde lid Sr, geeft voorschriften voor terugplaatsing van een tot gevangenisstraf veroordeelde uit een tbs-inrichting. De beroepscommissie kan niet vooruitlopen op een eventuele beslissing van de
Minister het verblijf van klager in een tbs-inrichting te beëindigen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen 08/3298/TB en 09/1524/TB ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 23 juni 2010

secretaris voorzitter

Naar boven