Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0616/GB, 16 juni 2010, beroep
Uitspraakdatum:16-06-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/616/GB

Betreft: [klager] datum: 16 juni 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.G.T. Stapelbroek-Klooken, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 februari 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) met elektronische toezicht (e.t.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 27 juli 2009 gedetineerd. Bij beslissing van 9 april 2010 is besloten klager te plaatsten in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) Maashegge te Overloon. Klager is op 26 april 2010 aldaar geplaatst. De einddatum van detentie
is gesteld op 13 september 2010.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris geeft aan dat vanuit de reclassering geen sprake is van een positief advies gelet op het opgegeven adres waar klager zijn p.p./e.t. wil doorbrengen. Klager meent dat uit het rapport van de reclassering van 27 oktober 2009 niet
dan wel onvoldoende valt af te leiden dat de reclassering een
p.p./e.t.-traject op het opgegeven adres afwijst. De selectiefunctionaris geeft ook onvoldoende weer waar hij dit op baseert. In het Adviesrapport Penitentiair Programma van de reclassering van 8 februari 2010 concludeert de reclassering dat het
advies,
zoals op 2 november 2009 is opgesteld, wordt gehandhaafd. De reclassering verwijst naar een invulling van het p.p. op het Penitentiair Trajecten Centrum (PTC) Arnhem.
Bovendien stelt de reclassering dat technisch geen bezwaren bestaan tegen het p.p./e.t. en dat een positief advies voor het p.p. wordt gegeven.
De selectiefunctionaris heeft zijn beslissing onvoldoende inzichtelijk gemaakt en gemotiveerd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De reclassering heeft in oktober 2009 geen positief advies gegeven ten aanzien van het opgegeven adres waar klager zijn p.p./e.t. wil doorbrengen. Zij acht het nodig dat te zijner tijd een actualisering zal moeten plaats vinden betreffende de
goedkeuring van het opgegeven p.p./e.t. adres. Het probleem ligt in het feit dat klagers ex-partner ook op dit adres verblijft. Zij wil de relatie met klager verbreken, maar zij heeft nog geen eigen woning. Als klager nu met regimair verlof gaat,
verblijft mevrouw [A] met haar dochter van 5 jaar bij haar stiefdochter. Tijdens een p.p./e.t. is dit niet mogelijk. De reclassering heeft het p.p./e.t. verblijfadres niet goedgekeurd en dit is een voorwaarde om in aanmerking te komen voor een
gestapeld
traject.
De selectiefunctionaris heeft eind april 2010 telefonisch overleg gehad met de reclassering van de locatie Arnhem. De reclassering heeft een positief advies gegeven ten aanzien van het technisch gedeelte p.p. De reclassering kan moeilijk inschatten in
hoeverre de ex-partner van klager is beïnvloed, gezien de tegenstrijdige verklaringen die zij heeft afgelegd.
Met het oog op de echtscheiding, het huiselijk geweld en de psychische toestand van mevrouw [A] is een p.p./e.t. plaatsing niet mogelijk zolang zij nog geen andere woning tot haar beschikking heeft. Een andere mogelijkheid is dat klager een ander
verblijfadres kan aanleveren.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. In het Adviesrapport van de reclassering adviesunit Roermond van 27 oktober 2009 wordt aangegeven dat er vooralsnog geen contra-indicaties zijn voor p.p/e.t., maar dat begin februari 2010 een actualisering zal moeten worden aangevraagd bij de
thuisunit van klager.
Op 8 februari 2010 heeft de reclassering een nader advies opgesteld, waarin wordt aangegeven dat klager naar aanleiding van de afwijzende beslissing van de selectiefunctionaris van 5 januari 2010 aan de trajectbegeleider van de penitentiaire inrichting
(p.i.) heeft verteld dat zijn echtgenote de woning gaat verlaten. De BSD wil graag weten of dit gegeven aanleiding geeft een nieuw advies uit te brengen en met name wil de BSD weten of de echtgenote door klager onder druk is gezet. Op 27 januari 2010
heeft de reclassering contact opgenomen met klagers ex-partner, mevrouw [A] Zij heeft verklaard dat ze een andere, aangepaste, woning toegewezen krijgt, maar dat zij niet weet wanneer dat zal zijn. Zij geeft aan dat wat haar betreft de relatie met
klager over is, maar dat hij nog wel bij haar langs mag komen om zijn kinderen te zien.
De reclassering houdt vast aan haar eerdere advies. Technisch zijn er geen bezwaren tegen een p.p/e.t.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 16 juni 2010
secretaris voorzitter

Naar boven